Gedichten(1971)–Maria de Groot– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 45] [p. 45] Exodus Exodus 1 Mijn smalle voeten gaan achter visioenen aan, die niemand meer kan zien, omdat het schaarse licht, dat in mij overnacht, de wegen onderwerpt, mijn zinnen bindt en scherpt, tot waar de einder rijmt op deze handen hier, het woord in het vizier. Ik ben een mens, ik ben twee voeten en een stem, twee ogen en een keel, waaruit de kwinkslag slaat in deze regelmaat van het gevonden beeld. De scherven in de grond, de munt, het fundament, de kroonlijst en de kruik - ik graaf de resten op van de bedongen tocht, die aanving in het slijk. Planeten in hun baan verruimen mijn bestaan, verhogen mijn gewicht, maar tussen regels door, die ik op goed geluk uit deze pen verloor, schaaf ik mijn knieën stuk, over de scherf gebukt, waarin de ster nog gloort. [pagina 46] [p. 46] Ik ben alleen, ik ben een menselijke stem, die antwoordt uit het koor, dat eertijds metten zong, maar tussen lied en gong het visioen verloor, dat uit de verte riep: kind, kom mij tegemoet tot heel dit vergezicht u in de handen ligt, uw eigen vlees en bloed. [pagina 47] [p. 47] 2 Christine de Pisan, ontslapen zielsvriendin, ik ben als jij alleen. Verlaten van mijn lief, een aangespoelde schelp, waarin de zee nog zingt. Prins, houd mij aan uw oor en luister naar het woord dat ruist in deze keel: uw naam, uw eigen naam, die in mijn bloed beweegt en die mijn hartstocht heelt door in mij om te gaan. Hoe ver de weg nog is door deze duisternis, ik weet dat ik u vind, omdat uw woord mij schiep en in het leven riep, ik ben uw koningskind. Mijn voeten zoeken grond in het doorwaadbaar wad dat dichtslibt tussen ons. Mijn prins, soms is het mij of ik de overkant al in mijn handen houd, of u mij openvouwt. Ik ben de liefdesbrief, die u van hier verwacht, verzonden in de nacht, gesloten en vervreemd, tot u mij neemt en leest, totdat mijn vers, mijn vlees, mijn adem bij u rust, een leven dat geneest, een brand die wordt geblust. Vorige Volgende