Het denken van den schaker
(1946)–A.D. de Groot– Auteursrecht onbekend§ 18. Algemeene koppelingen.In de plaats van de associaties tusschen disposities van concrete voorstellingen stelt Selz zijn ‘generelle Verknüpfungen’, die in het algemeen | |||||||||
[pagina 44]
| |||||||||
van veel abstracter aard zijn. Zij verbinden b.v. bepaalde situaties met psychische reacties daarop, probleemsituaties met algemeene oplossingsmethoden, speciale opgaven met speciale, daarop aansluitende, intellectueele operaties. Deze ‘reflexoïdale aaneenschakelingen’ zijn ten deele aangeboren, nl. voor zoover het de fundamenteelste oplossingsmethoden betreft, maar voor het grootste deel in den loop van het leven door individueele ervaring verworven. Hoewel Selz het woord nooit gebruikt, zou men speciaal voor de individueel kenmerkende toevoegingen zeer goed van vaste denkgewoonten kunnen spreken. Het gerichte denkproces is nu te beschrijven als een systeem van specifieke reacties, waarin de eerstvolgende stap bepaald is door de voorafgaande. De overgangen komen dus tot stand tengevolge van koppelingen, die vaak van zeer algemeenen en abstracten aard kunnen zijn. Zoo actualiseert de determineering om een gegeven opgave op te lossen b.v. in veel gevallen de uiterst algemeene oplossingsmethode: zoeken naar een speciale methode door middel van analyse der opgave (zie A 45, blz. 415): ‘Hoe zal ik dit nu eens aanpakken’. Vanuit een dergelijk begin gaat het denkproces als een gesloten keten verder: steeds wordt de volgende operatie bepaald en veroorzaakt door den stand van het denkproces op het oogenblik in kwestie. De oorspronkelijke determineering werkt daarbij door. Volgens de wet der ‘consecutieve determineering’ brengt iedere bestaande determineering tevens de determineering tot het toepassen der voor de verwerkelijking van het doel als bevorderlijk beschouwde middelen met zich mee (A 45, blz. 150). Wanneer het zoeken naar een speciale oplossingsmethode succes heeft, zoodat dus, door een abstractieproces, een middel om tot het doel te geraken als zoodanig ‘gezien’ (erkannt) wordt, dan zal dus dit middel worden toegepast. Nemen we nu gemakshalve aan dat ook deze operatie gelukt, dan zal het subject (eventueel nòg in étappen) zoodoende tot een oplossing, in geval van een experimenteel verwekt denkproces b.v. tot een reactiewoord, komen. De reactie tenslotte houdt een oordeel in, een ‘Sachverhaltsfeststellung’, namelijk de vaststelling, dat het reactiewoord een begrip aanduidt, dat voldoet aan de eischen in de opgaven gesteld; en hieraan knoopt zich dan weer, volgens het ‘Gesetz der Berichtigung’ een controleproces vast. - Dit alles alleen bij wijze van illustratie van de wijze, waarop iedere volgende phase uit de voorafgaande voortvloeit. | |||||||||
§ 19. De schematische anticipatie.De denkpsychologie van Selz is er dus op gericht steeds een volgende phase in een denkproces volledig te verklaren uit de eraan voorafgaande bewustzijnsverschijnselen. Daarbij is het begrip der schematische anticipatie van fundamenteele beteekenis. Volgens de school van Selz ligt in iedere concrete doelstelling, zooals die in den aanvang van een gedetermineerd proces bestaat, een schematische anticipatie van het te bereiken doel besloten. Het denkdoel wordt geanticipeerd, en wel niet volledig - anders zou het denkproces overbodig zijn - | |||||||||
[pagina 45]
| |||||||||
en ook niet alleen maar gedeeltelijk, maar schematisch-in-zijn-geheel. De determinatie om een met ‘werktuig’ gecoördineerd begrip te vinden representeert zich in het bewustzijn op een wijze, die het beste door een schema als in fig. 2 kan worden weergegevenGa naar voetnoot4. Daarmee is intusschen niet gezegd dat de schematische anticipatie noodzakelijk een aanschouwelijke voorstelling moet zijn. Fig. 2.
Wanneer door dit schema niet onmiddellijk de reproductie van een desbetreffend weten wordt veroorzaakt, dan gaat het dikwijls door een opgavetransformatie in een meer gespecialiseerd en ingewikkelder schema over: de ppn. van Selz bewandelden vaak den omweg via het gesuperordineerde begrip. (Zie fig. 3.) Fig. 3.
Aan dit schema knoopt de oplossingsmethode aan: eerst wordt een begrip van hoogere orde gezocht, en met behulp daarvan komt de proefpersoon pas tot het gecoördineerde begrip. De meest sprekende voorbeelden zijn die, waarbij de anticipatie wèl in den vorm van een voorstelling optreedt. Wanneer bij leesproeven het woord ‘Vagebond’ geëxponeerd wordt op zoo grooten afstand, dat de proefpersoon niet meer dan de eerste letter en de plaatsing van de naar boven en onder verlengde letters kan onderscheiden, dan komt de hem gestelde opgave hierop neer, dat hij een zinvol woord moet zoeken dat met het schema overeenkomt. Dit illustreert de bedoeling van het begrip duidelijk; alleen is de schematische anticipatie dikwijls van een veel abstracter karakter. Hoewel het begrip zeer degelijk in de verschijnselen wortelt, is het toch geen zuiver phaenomenologisch begrip, maar ook in zekeren zin een verklaringsprincipe. Het doelbewustzijn impliceert steeds | |||||||||
[pagina 46]
| |||||||||
een duidelijk aantoonbare anticipatie, maar of deze altijd phaenomenaal een ‘schematisch’ karakter draagt, is twijfelachtig, in het bijzonder in die gevallen waarin zij niet als een aanschouwelijke voorstelling optreedt. Deze kwestie komt later nog ter sprake (zie de hoofdstukken V, VI en IX); voorloopig aanvaarden we het begrip zonder nadere analyse. De psychologie van het denken leert nu, dat de in het doelbewustzijn vervatte schematische antipicatie het uitgangspunt voor het verdere verloop wordt. De methode die door het subject wordt toegepast - welbewust, of uit gewoonte en ‘onbewust’ - en het verloop van het erop aansluitende deel van het oplossingsproces wordt volledig bepaald door den aard van de anticipatie. Hebben we te doen met een relatief eenvoudig complexaanvullings- of abstractieproces, dan vloeit het geheele oplossingsverloop eruit voort. Selz stelt zich de werking van de anticipatie hierbij als een soort inductie voor: er gaat een ‘Tendenz zur Gleichheitserregung’ van het schema uit, en daardoor wordt het met dit schema overeenkomende complex gereproduceerdGa naar voetnoot5. Selz onderscheidt vier hoofdgevallen van werkzaamheid van een schematische anticipatie, vier grondoperaties van het menschelijk denken, die intusschen in allerlei combinaties kunnen voorkomen:
Selz geeft nergens een definitie van abstractie, maar uit het ruime gebruik dat hij van het begrip maakt, blijkt wel dat hij zich ongeveer houdt aan een begripsbepaling als die van O. Külpe: ‘Man versteht im allgemeinen unter der Abstraktion den Prozess, durch den es gelingt, einzelne Teilinhalte des Bewusstseins hervorzuheben und andere zurücktreten zu lassen’ (Versuche über Abstraktion, Kongressbericht Giessen 1904). Voorbeeld: Van het ‘Wissenskomplex’, dat dood en leven gecoördineerde begrippen zijn, treedt in het bijzonder de betrekking, de coördinatie dus, in het bewustzijn naar voren.
Het complex kan aanschouwelijk zijn, maar het kan ook een kenniscomplex (Wissenskomplex) zijn, zooals in het voorbeeld bij 2. De pp. zoekt b.v. een begrip van dezelfde orde als ‘dood’, en vult het anticipeerende complexschema, dat in deze doelstelling besloten ligt, aan door het begrip ‘leven’. Door de ‘inductiewerking’, uitgaande van het anticipeerende schema wordt het geheele complex geactualiseerd.
Voorbeeld: De combinatie van de algemeene opgave (b.v. ‘Nebenordnung?’) en het proefwoord (b.v. ‘Tod’) tot één ‘einheitliche Gesamtaufgabe’. Voor de laatste drie grondoperaties geldt de algemeene anticipatiewet: | |||||||||
[pagina 47]
| |||||||||
Het uitvoeren van een operatie voltrekt zich des te gemakkelijker (sneller), naarmate de schematische anticipatie van het nagestreefde doel vollediger is. (A 45, blz. 512). Deze wet heeft alleen betrekking op verschillende gevallen waarin één bepaald operatiedoel wordt nagestreefd en is in zooverre een verbeterde editie van Achs wet der speciale determinatie (U.d. Willen u.d. Temperament, blz. 255). Ter uitschakeling van den persoonlijken factor moet men natuurlijk ook denzelfden proefpersoon beschouwen: de wet geldt dus per persoon, of voor het gemiddelde van een groep. Het eigenaardige van het begrip der schematische anticipatie is nu, dat het niet alleen bij elementaire operaties, maar ook bij de beschrijving en verklaring der hoogste vormen van productief denken bruikbaar en belangrijk is. Ook de algemeenste oplossingsmethoden van het denken knoopen steeds aan bij een schematische anticipatie van het denkdoel. Aan de bespreking van deze algemeenste, d.w.z. in een zeer groot aantal gevallen bruikbare, methoden wijdt Selz de geheele eerste paragraaf van Abschnitt IV in deel II; hieronder moge een uittreksel volgen van deze uiterst belangrijke bladzijden. | |||||||||
§ 20. De algemeenste oplossingsmethoden.Selz maakt vooreerst een scheiding tusschen de methoden van ‘Mittelfindung’ en die van ‘Mittelanwendung’. Die van de tweede soort kunnen natuurlijk pas aan de orde komen als het middel reeds gevonden is, dus bij de doelstelling sluiten primair methoden van de eerste groep aan. Op de kwestie van een nauwkeurige onderscheiding van de twee typen zullen we later terugkomen. | |||||||||
I. ‘Mittelfindung’.De oplossing van een probleem, van welken aard ook, is het eenvoudigst als men de ‘manier’ weet, hetzij doordat men bewust bekend is met de methode, zoodat een weten daaromtrent geactualiseerd kan worden, hetzij dat zich b.v. door ‘probeeren’ een automatisch oplossingscomplex heeft gevormd. In het eerste geval kan bij het oplossingsproces het weten omtrent de middel-doel-relatie in het bewustzijn óók achterwege blijven, maar er bestaat een dispositioneel weten, wat in het tweede geval niet zoo is. Voorbeelden van automatische oplossingscomplexen (het tweede geval) zijn er te over te vinden bij allerlei motorische prestaties: men weet niet hoe men zijn spieren innerveert bij het loopen, maar men heeft dit, op den grondslag van aangeboren disposities, door ervaring geleerd. Volgens het fabeltje kòn de duizendpoot zelfs geen voet meer verzetten, toen hij erover ging nadenken hoe hij het eigenlijk deed. Dit verschil tusschen kennis en ervaring is ook bij het denken van beteekenis. (Zie § 58.) Deze twee varianten van de methode der gedetermineerde middel-actualiseering zijn van karakter reproductief, maar toch van het grootste belang ook bij het productieve denken. Door het toepassen van oude methoden op nieuw materiaal kunnen namelijk nieuwe resultaten verkregen wordenGa naar voetnoot6. | |||||||||
[pagina 48]
| |||||||||
Bij de boven het eerst genoemde groep kan het nog voorkomen dat het subject wel wéét van het tot-het-doel-in-kwestie-voeren van een bepaald middel, maar dit nog nooit heeft toegepast. In dit geval spreekt Selz van ‘kognitiv bedingte Mittelaktualisierung’ tegenover ‘routinemässige’ in alle andere gevallen. De actualiseering van uitsluitend cognitief bekende middelen vertoont reeds eenige gelijkenis met de zoo straks te behandelen reproductieve middelabstractie. Voor het vinden van nièuwe middelen dienen de operaties der gedetermineerde middelabstractie. Selz onderscheidt drie soorten:
a. Van reproductieve middelabstractie kan men spreken, als het subject weet, dat a tot b leidt, althans a → b wel eens gezien heeft, maar nooit op het idee is gekomen a als middel te gebruiken om b te bereiken. Deze middelabstractie geschiedt nù, als gevolg van de inductieve werking van het anticipeerende schema in de doelstelling. Door de schematische anticipatie: ‘middel gezocht om b te bereiken’ wordt de complexdispositie ‘a → b’ geactiveerd, en daaraan wordt gelijktijdig de complex-eigenschap (‘Komplexbestimmtheit’): ‘a is bruikbaar als middel om b te bereiken’ geabstraheerd. Op deze wijze ontstaat vaak een algemeene koppeling van opgave en oplossingsmethode. Bij den mensch komt het bij een dergelijke abstractie verder licht tot een regelbewustzijn, dat later bij een geremde actualiseering der methode weer boven zal kunnen komen. b. De middelabstractie met toevallige aanleiding doet zich voor als het subject op het oogenblik der middelabstractie niet meer naar een middeltot-het-doel zocht: door de intrede van een toeval wordt het plotseling gevonden. Voor de verklaring van dit bekende verschijnsel, dat altijd sterk de aandacht heeft getrokken, veronderstelt Selz allereerst de aanwezigheid van een relatief sterke ‘determinatie-dispositie’ als grondslag, b.v. het zoeken naar een middel om b te bereiken. Dit determinatiecomplex is op het oogenblik van de vondst niet actueel, maar het wordt nu geactualiseerd doordat een partieel ermee overeenstemmende gebeurtenis, b.v. a → b, wordt waargenomen (Duncker zou van ‘resonantie’ spreken). En nu wordt a ook onmiddellijk als een geschikt middel gezien om b te bereiken (de eigenlijke middelabstractie). Zooals bekend plegen dergelijke ontdekkingen vooral vaak voor te komen bij problemen die het subject obsedeeren. De determinatie-disposities zijn daarbij zeer sterk en worden gemakkelijk geactiveerd: wie ‘met een probleem rondloopt’ heeft een extra scherp oog voor dingen die in zijn kraam te pas komen. D.w.z.: de waarneming van een gebeurtenis, die een partieele gelijkheid met de determinatie-dispositie vertoont, wekt deze op - door gelijkheidsreproductie en complexaanvulling - met gelijktijdige, eventueel | |||||||||
[pagina 49]
| |||||||||
zelfs aan de bewuste complexaanvulling voorafgaande, abstractie van de middel-eigenschap der gebeurtenis. Deze toevallige gebeurtenissen behoeven heelemaal niet altijd een bijzonder karakter te dragen, zij kunnen van zeer alledaagschen aard zijn. Het schijnt dat de condities voor een vondst (de middelabstractie) bij een dergelijken toevalligen terugkeer van het probleem nogal gunstig zijn, en men hoort vaak de meening uiten, dat de tijdelijke afleiding van de aandacht juist bevorderlijk kan werken voor het doen van ontdekkingen. Ook dit laat zich in het kader van de denkpsychologische theorie gemakkelijk verklaren. Tengevolge van de voorafgaande afleiding werkt de opgave namelijk slechts gedeeltelijk: de anticipatie werkt als een algemeenere, en daardoor kan het subject middelen vinden, die hij bij strakke concentratie op het doel, bij een tè speciale schematische anticipatie niet zou hebben gevonden. De coartatie wordt opgeheven, het subject verruimt als het ware zijn blik door de afwending van zijn aandacht en wordt ontvankelijk naar buiten, voor de hulp van het toeval. - Aan den anderen kant kan men zoo ook tot schijnoplossingen komen, want de gedeeltelijke werkzaamheid van de opgave bevordert ook het maken van denkfouten. Het is van belang te onderscheiden tusschen innerlijke en uiterlijke toevallen: men kan ook toevallig ergens aan denken. ‘Toevallig’ beteekent daarbij natuurlijk alleen dit, dat de wijze, waarop men tot de beleving is gekomen, die de aanleiding tot de vondst werd, geen verband houdt met het probleem, en niet uit een bewust georganiseerd denkproces is voortgekomen. Zooals talrijke gevallen van plotselinge vondsten, op oogenblikken waarop het subject niet aan het probleem dacht, op de boven beschreven wijze door de intrede van uiterlijke toevallen te verklaren zijn, zoo zijn de phaenomenen der inspiratie te verklaren door de werking van ‘innerlijke toevallen’. Julius Bahle heeft de juistheid van deze opvatting voor het muzikale scheppen bewezen (A 3). De bij den componist buitengewoon sterke algemeene determinatiedispositie: te componeeren in een binnen zekere grenzen bepaalden, bewust nagestreefden stijl (volgens het ‘Leitbild’) kan zich specialiseeren tot den wensch een treffende en fundamenteele gevoelsbeleving in muziek uit te drukken. Belevingen van deze soort persevereeren sterk, d.w.z. zij kunnen zeer gemakkelijk opnieuw gewekt worden door een toevallige gedachte, voorstelling of waarneming, en nu kunnen bij zoo'n toevalligen terugkeer ervan de condities voor een middelabstractie met toevallige aanleiding bijzonder gunstig zijn. Ook uiterlijke toevallen - b.v. geluiden, intervallen en rhythme daarvan - zijn trouwens dikwijls aanleiding tot de inspiratie. Bahle toonde aan, dat de componisten veelal door de keuze van bepaalde arbeidsomstandigheden, qua tijdsindeeling, voeding, klimaat, landschap en dgl. bewust de gunstige condities voor inval en inspiratie, d.i. voor het optreden van zulke vruchtbare toevallen, scheppen. c. Van onmiddellijke middelabstractie kan men spreken als het vinden van het middel voortkomt uit inzicht in den structureelen aard der opgave. Deze methode kan bij logische opgaven, zooals die van Selz' experimenten, | |||||||||
[pagina 50]
| |||||||||
en verder bij mathematische en practisch-technische problemen zeer dikwijls worden toegepast; zij speelt ook in het schaakdenken een belangrijke rol, zooals we zullen zien. Vooral de ontdekking van de mogelijkheid van samengestelde oplossingsmethoden komt vaak door onmiddellijke middelabstractie tot stand. Het ‘zien’ van een bewijsmethode bij een wiskundevraagstuk, door ‘omstructureering van het denkmateriaal’, zooals de Gestalt-psychologen zich uitdrukken (Wertheimer A 53; Duncker A 15), is gewoonlijk onmiddellijke middelabstractie. Het ligt voor de hand deze methode in gedachten hoofdzakelijk te verbinden met die gevallen, waarin ‘Wesenszusammenhänge’ bestaan, of nog meer in het bijzonder met die gevallen, waarin de oplossing of opgavetransformatie zuiver deductief, door ‘tautologische omvorming van het gegevene’ te verkrijgen is. Daarmee moet men echter zeer voorzichtig zijn. In de eerste plaats kan inzicht in de oplossingsstructuur ook optreden, als de oplossing langs anderen weg gevonden is, en in de tweede plaats is het practisch vrijwel ondoenlijk structureelen samenhang van empirischen te scheiden. Wanneer men maar voldoende ‘ervaring’ bij de gegevens opneemt, dan is bijna iedere werkelijk bestaande samenhang wel tot een structureelen te herleiden. | |||||||||
II. ‘Mittelanwendung’.Selz onderscheidt ordenende en controleerende operaties van middeltoepassing. Tot de eerste groep behooren b.v. de operaties, die optreden na het inzicht in de mogelijkheid van meer dan één methode: het onderling vergelijken van hun bruikbaarheid, de keuze van een methode voor primaire toepassing en de uitvoering ervan. Tot de tweede groep behooren b.v. de controle-operaties, die aan het vinden van een oplossing aansluiten: het vergelijken van het gevondene met het gevraagde en de eventueele verbetering ervan. Bij de middelactualiseering zijn vinden en toepassen van het middel niet te scheiden, maar bij de verschillende gevallen van middelabstractie kan men heel goed de erop volgende toepassingsoperaties waarnemen. Deze opeenvolging gaat vaak bij meer gecompliceerde denkprocessen door in het geheele verloop: er is een voortdurende afwisseling van abstractie- en realiseeringsphasen, die later nader zal worden besproken. De scheiding tusschen vinden en toepassen van middelen is niet absoluut te stellen. Het kan voorkomen, dat het subject uit den aard van de opgave door onmiddellijke middelabstractie de oplossingsmethode: ‘zoeken naar een speciale oplossingsmethode van een bepaald type’ vindt. Dit zoeken en daarop volgend vinden is toepassing van de eerste algemeene methode, maar tevens vinden, nl. van de speciale methode. Op deze onzekerheid in de terminologie gaat Selz helaas niet in (vgl. hoofdstuk IX). | |||||||||
III. Combinatie van Oplossingsmethoden.Als voorbeeld van een samengesteld oplossingsverloop behandelt Selz het nateekenen van een nietregelmatigen (convexen) veelhoek naar een model, een proces van denkend handelen dus. Hierbij zal het subject één voor één de zijden qua richting en | |||||||||
[pagina 51]
| |||||||||
lengte zoo goed mogelijk nateekenen. Telkens kijkt hij eerst naar het voorbeeld, in het bijzonder naar richting en lengte van de zijde waaraan hij zal beginnen (abstractieproces), om vervolgens weer een stukje erbij te teekenen (motorisch realiseeringsproces). Als we hierbij even van controleprocessen en andere complicaties afzien, dan kenmerkt het geheele verloop zich dus door een afwisseling van abstractie- (a) en realiseeringsphasen (r)Ga naar voetnoot7. De overgangen van a naar r zijn zonder meer begrijpelijk; a → r is een automatisch oplossingscomplex, maar met r → a is dat anders. Het bekijken van richting (en lengte) van de nieuwe zijde komt niet zonder meer voort uit de voltooiing van de voorafgaande, maar de oorzaak is de bestaande determineering tot realiseering van de samengestelde operatie: veelhoek nateekenen. Het bewustzijn dat de voltooiing van de vorige zijde geslaagd is, fungeert daarbij als de prikkel, die deze determinatie weer actualiseert, en dààrop volgt dan weer een uitvoeringsphase. Soms treedt deze terugkeer tot het complex der samengestelde oplossingsmethode in het bewustzijn terug, zoodat het handelings- of denkproces alleen uit reflexoidaal gekoppelde uitvoeringsphasen schijnt te bestaan. Naast een dergelijke cumulatieve (aaneen)schakeling van oplossingsmethoden in één samengestelde operatie, waarbij iedere volgende phase pas ingaat wanneer de voorafgaande gelukkig ten einde is gevoerd, kan men ook subsidiaire (aaneen)schakelingen onderscheiden. Deze doen zich voor, als een voor de totale oplossing bedoelde methode mislukt, en daarop een tweede oplossingsmethode, de subsidiair aan de opgave toegevoegde, wordt ingeleid. Van één samengestelde oplossingsmethode kunnen we dus niet spreken. Wel gaat ook hier aan de nieuwe poging een terugkeer tot de oorspronkelijke opgave vooraf. De hernieuwde, misschien eenigszins gewijzigde of gespecialiseerde doelstelling houdt dan weer een schematische anticipatie van het nagestreefde resultaat in. In het geval van cumulatieve schakeling betrof de nieuwe doelstelling vooreerst een partieel doel (het nateekenen van de volgende zijde b.v.); in het geval van subsidiaire schakelingen is het echter weer het einddoel. Verdere complicaties kunnen ontstaan, wanneer één deeloperatie weer een combinatie van oplossingsmethoden vergt. De structuur van het geheel kan zoo uiterst ingewikkeld worden. De gecompliceerdheid kan zoo groot worden dat het subject voor de zekerheid herhaaldelijk tot zijn uitgangspunt terugkeert - en dat is weer een algemeene oplossingsmethode. We hebben gezien dat subsidiaire schakeling optrad bij mislukking van een operatie of deeloperatie. Dit is echter niet altijd het geval. Bij ‘voorloopige mislukking’ van een methode wordt deze zoo mogelijk nog eens toegepast, met ander materiaal; levert ook dit niets op, dan spreken we van ‘definitieve mislukking’ en dan volgt de overgang tot een subsidiaire | |||||||||
[pagina 52]
| |||||||||
methode. Zijn die op een oogenblik uitgeput, dan wordt tenslotte weer een algemeene methode toegepast, nl. uitstel tot later! Ook over de samengestelde oplossingsmethoden, waarbij de schakelingen dus cumulatief zijn, is nog wat naders te zeggen. Vooreerst kan men, met Selz, complementaire en gesubordineerde methoden onderscheiden. Het eerste geval deed zich bij het teekenen van den veelhoek voor: de deeloperaties staan naast elkaar, vullen elkaar aan, en voeren eerst tezamen tot het doel. In het tweede geval zijn er hulpoperaties en hoofdoperaties te onderscheiden. Samengestelde operaties van dit tweede type ontstaan soms door ‘ergänzende Berichtigung’, d.w.z. aan het geheel gaat nièt de determinatie tot de samengestelde methode in zijn uiteindelijken vorm vooraf, maar het subject merkt pas onderweg dat de toegepaste methode niet zonder meer toepasselijk is. Al strevend naar die toepassing bemerkt hij, dat er nog een hindernis verwijderd of een voorwaarde vervuld moet worden: ‘Wacht, dan moet ik eerst.... (een hulpoperatie uitvoeren)’. Het verloop vertoont daardoor vaak hiaten, nl. op die oogenblikken, waarop blijkt dat toepassing van de hoofdoperatie zonder meer niet opgaat. Kenmerkend voor de methoden met subordinatie is verder, dat de volgorde waarin de operaties eventueel werkelijk worden uitgevoerd de omgekeerde is van die waarin ze gevonden zijn. Anderzijds is het door Köhler (A 28) beschreven gladde, gesloten verloop dikwijls kenmerkend voor samengestelde methoden, die uit onzelfstandige deelen, uit complementaire operaties bestaan, die elk op zichzelf géén zin hebben als oplossingspoging van de geheele opgaaf. In het bijzonder is dit bij alle soorten omwegproeven het geval. Tenslotte maakt Selz nog onderscheid tusschen de direct bij de doelstelling aansluitende operaties, en de overige. Iedere deeloperatie heeft haar plaats in het geheel: men zou operaties van verschillende ‘orde’ in verband met de totale doelstelling kunnen onderscheiden. Subsidiaire methoden zijn dan dus van dezelfde orde. Het geheele denkproces vormt een streng systeem van aaneenschakelingen, subsidiar of cumulatief, een systeem waarin geen plaats is voor ‘diffuse reproducties’ in den zin van de associatieleer. Ook voor ‘trial and error’ is geen plaats - het verschil met het vooral in het schaakdenken frequente probeeren komt later nog ter sprake (§ 56). De vaste ordening in het verloop van het denken is mogelijk doordat een oplossingsmethode alléén wordt geactiveerd, als:
Deze ‘prikkels’ kunnen overigens van zeer abstracten aard zijn. Dit laatste vertoont een duidelijke analogie met wetten uit de reflexiologie. Selz beschouwt dan ook den reflex als een ondersoort van de ‘reflexoide’ (toevoeging), die zich vooral van de door hèm onderzochte reflexoiden onderscheidt, doordat hij aangeboren is. Hij ziet tenslotte alle motorische | |||||||||
[pagina 53]
| |||||||||
en intellectueele prestaties van den mensch als een functie van de phylogenetisch en individueel verworven operatiedisposities en hun onderlinge reflexoidale toevoegingen. | |||||||||
§ 21. Phasenstructuur.Uit het voorgaande volgt, dat we bij het productieve denkproces een structuur in phasen moeten verwachten, zoodra we ons eenigszins van de allereenvoudigste opgaven verwijderen. Inderdaad wordt een dergelijke structuur gerapporteerd door alle onderzoekers, die zich met denkprocessen hebben beziggehouden, of het nu de compositie van een symphonie of het een onderdeel van een minuut in beslag nemende oplossingsverloop van één van Selz' opgaven betreft. Evenals het begrip der schematische anticipatie zijn de wetten, die de combinatie van oplossingsmethoden en dus de structuur van het denkproces beheerschen, zoowel bij ‘makroskopische’ als bij ‘mikroskopische’ beschouwing van het denken van fundamenteel belang. Ook aan het componeeren van een stuk muziek gaat algemeen een schematische anticipatie van het geheele werk vooraf. Dikwijls is deze nog geheel van abstracten aard, d.w.z. er is nog geen noot muziek bij gedacht (Bahle, A 2 en 3). Het ‘totaal-schema’Ga naar voetnoot8 ondergaat door iedere oplossingspoging van het geheele probleem of van onderdeelen ervan zekere wijzigingen, óók wanneer een poging is mislukt en een subsidiaire methode wordt ingeschakeld. Het schema wordt gaandeweg opgevuld, de totaal-anticipatie wordt steeds vollediger. Karakteristiek is hierbij de optredende wisselwerking van de anticipaties eenerzijds en de resultaten van oplossingspogingen van deelproblemen anderzijds. Bahle heeft hierop gewezen, voor het muzikale scheppen, maar het betreft ongetwijfeld een punt van algemeene beteekenis in het productieve denken. Aan één kant bleek ook hier iedere uitwerkingsphase beheerscht te worden door de eraan voorafgaande schematische anticipatie, het speciale werkprobleem, dat de componist zich gesteld heeft, aan den anderen kant kwam ook zeer duidelijk de omgekeerde invloed van gedeeltelijke uitwerkingen op het totaal-schemaGa naar voetnoot8 tot uiting. Niet alleen wordt dit opgevuld door de uitwerking van gedeelten, en wordt de probleemstelling gespecialiseerd, maar dikwijls komt het ook tot wijzigingen van het totaal-schema onder invloed van geslaagde of mislukte pogingen. Deze wisselwerking tusschen geheel en deelen, zooals Bahle zich in aansluiting aan de Ganzheitspsychologie uitdrukt, is niet alleen voor het muzikalescheppen karakteristiek, maar een algemeen principe van alle scheppend werk (‘schöpferisches Gestaltungsprinzip’, zie Bahle, A 3, blz. 292 e.v.). Het componeeren verloopt zoo typisch in phasen, waarbij men een duidelijke afwisseling van uitwerking van onderdeelen eenerzijds en speciali- | |||||||||
[pagina 54]
| |||||||||
seering, eventueel ‘omstructureering’ van het totaal-schema anderzijds kan waarnemen. Terwijl echter in eenvoudige en korte denkprocessen dit laatste, de beïnvloeding van het schema door de reeds bereikte uitwerkingsresultaten, relatief weinig ‘denktijd’ in beslag neemt, daar de omschakeling van de eene oplossingsmethode naar de cumulatief of subsidiair eraan toegevoegde vrijwel onmiddellijk verloopt, komen bij zulke over een veel grootere spanne tijds verdeelde scheppingsprocessen nogal eens duidelijke pauzen in de scheppingsactiviteit voor. De functie en beteekenis van deze ‘schöpferische Pausen’ wordt door Bahle uitvoerig besproken. De scheppingsactiviteit in engeren zin staat dan stil, maar de probleemontwikkeling gaat door: de componist staat open voor invloeden van buiten, er worden moeilijkheden verwerkt. Niet alleen moeten er nieuwe methoden gevonden worden (Mittelfindung), maar ook moet de nieuwe periode van productiviteit worden voorbereid door een nieuwe probleemanalyse, op grond van de reeds bereikte resultaten, positieve en negatieve. Al deze verschijnselen zullen we in het schaakdenken, in wat kleiner verband, eveneens aantreffen. |
|