Het denken van den schaker
(1946)–A.D. de Groot– Auteursrecht onbekendA.D. de Groot, Het denken van den schaker. Een experimenteel-psychologische studie. Noord-Hollandsche Uitgevers Maatschappij, Amsterdam 1946
-
gebruikt exemplaar
exemplaar universiteitsbibliotheek Leiden, signatuur: DISADA 1946: 50
algemene opmerkingen
Dit bestand biedt, behoudens een aantal hierna te noemen ingrepen, een diplomatische weergave van Het denken van den schaker. Een experimenteel-psychologische studie, het proefschrift van A.D. de Groot uit 1946.
redactionele ingrepen
p. VII: Tussen vierkante haken is de kop ‘Woord vooraf’ toegevoegd.
p. 15: In de digitale versie kan een accolade niet over meerdere regels weergegeven worden. De accolade met bijbehorende tekst is daarom herhaald.
p. 82: In de digitale versie kan een asterisk boven een cijfer in subscript niet weergegeven worden. De asterisk is achter het cijfer geplaatst.
p. 168: wass,, → was,: ‘Verder kan het zijn, dat er vòòr het vinden van een minimum-oplossing of van een onverwacht gunstige mogelijkheid (vgl. blz. 159) reeds een zekere toespitsing gaande was, die nu door het nieuwe resultaat wordt omvergeworpen; ...’
p. 193: missschien → misschien: ‘... (verwachtingsmaximum misschien 7 ̅ nu) ...’
Bij de omzetting van de gebruikte bron naar deze publicatie in de dbnl is een aantal delen van de tekst niet overgenomen. Hieronder volgen de tekstgedeelten die wel in het origineel voorkomen maar hier uit de lopende tekst zijn weggelaten. Ook de blanco pagina's (p. II, IV, VI, VIII, XII en 316) zijn niet opgenomen in de lopende tekst.
[pagina ongenummerd (p. I)]
HET DENKEN VAN DEN SCHAKER. EEN EXPERIMENTEEL-PSYCHOLOGISCHE STUDIE.
[pagina ongenummerd (p. III)]
HET DENKEN VAN DEN SCHAKER
EEN EXPERIMENTEEL-PSYCHOLOGISCHE STUDIE
ACADEMISCH PROEFSCHRIFT TER VERKRIJGING VAN DEN GRAAD VAN DOCTOR IN DE WIS- EN NATUURKUNDE AAN DE UNIVERSITEIT VAN AMSTERDAM OP GEZAG VAN DEN RECTOR MAGNIFICUS Dr. P.N.U. HARTING, HOOGLEERAAR IN DE FACULTEIT DER LETTEREN, IN HET OPENBAAR TE VERDEDIGEN IN DE AULA DER UNIVERSITEIT OP WOENSDAG 23 OCTOBER 1946, DES NAMIDDAGS TE 4 UUR DOOR ADRIANUS DINGEMAN DE GROOT GEBOREN TE SANTPOORT
1946 N.V. NOORD-HOLLANDSCHE UITGEVERS MAATSCHAPPIJ AMSTERDAM
[pagina ongenummerd (p. IX)]
Inhoud.
HOOFDSTUK I: Probleemstelling. | |||
A. | Inleiding. | blz. | |
§ 1. De schaaklitteratuur | 1 | ||
§ 2. Binet's onderzoek | 2 | ||
§ 3. Het vraagstuk der begaafdheid | 7 | ||
B. | Psychologische vraagstellingen. | ||
§ 4. De analyse van het schaakdenken | 10 | ||
§ 5. Hoofdstukken-indeeling | 12 | ||
C. | Het probleem van de zetkeuze. | ||
§ 6. De variabiliteit van dit probleem | 13 | ||
§ 7. De reglementaire keuzevrijheid (K) | 14 | ||
§ 8. De ‘objectieve’ keuzevrijheid | 18 | ||
D. | Het bewijsschema in een objectief-oplosbare stelling: Zet W1 is de beste. | ||
§ 9. De tweedeelige structuur van het bewijsschema | 22 | ||
§ 10. De beteekenis van het schema voor het denkproces | 25 | ||
HOOFDSTUK II: Psychologische Theorieën van het Denken. | |||
A. | Associationnisme en tegenstroomingen. | ||
§ 11. Hoofdtrekken van de klassieke associatie-psychologie | 28 | ||
§ 12. Het empiristische associatie-begrip | 31 | ||
§ 13. De rol van de aanschouwing in het denken | 34 | ||
§ 14. Het atomisme van de associatieleer | 36 | ||
§ 15. De verklaring van het gerichte denkproces | 37 | ||
§ 16. De activiteit van het subject | 42 | ||
§ 17. Samenvatting | 43 | ||
B. | Hoofdpunten uit de denkpsychologie van Selz. | ||
§ 18. Algemeene koppelingen | 43 | ||
§ 19. De schematische anticipatie | 44 | ||
§ 20. De algemeenste oplossingsmethoden | 47 | ||
§ 21. Phasenstructuur | 53 | ||
HOOFDSTUK III: Methode en Proefopstellingen. | |||
A. | Analyse der methode. | ||
§ 22. Methoden van andere onderzoekers | 55 | ||
§ 23. Voor- en nadeelen van ‘hardop denken’ | 58 | ||
§ 24. Experiment- en wedstrijdsituatie | 61 | ||
B. | Nadere beschrijving der experimenten. | ||
§ 25. Proefpersonen | 64 | ||
§ 26. Gebezigde stellingen | 64 | ||
§ 27. Plaats en tijd | 69 | ||
§ 28. Instructie en proefopstellingen | 70 |
[pagina ongenummerd (p. X)]
HOOFDSTUK IV: De Uitwendige Structuur van het Denkproces. | |||
§ 29. Inleiding tot het analytische gedeelte (hfdst. IV-VI)) | 73 | ||
A. | De uitwendige phasenstructuur. | ||
§ 30. Het protocol (M2; B) | 73 | ||
§ 31. De eerste phase | 75 | ||
§ 32. Afwisseling van uitwerkingsphasen | 76 | ||
§ 33. Cumulatieve en subsidiaire schakelingen | 81 | ||
§ 34. Overgangsphasen | 83 | ||
B. | Numerieke structuurgegevens en hun variatie. | ||
§ 35. Algemeene gegevens | 87 | ||
§ 36. Statistiek der oplossingsvoorstellen | 90 | ||
HOOFDSTUK V: Hoofdprobleem en Onderproblemen. | |||
A. | Systematische analyse der probleemstructuur. | ||
§ 37. De interpretatie der inhoudselementen van een protocol | 97 | ||
§ 38. Probleem en doelstelling | 104 | ||
§ 39. De algemeene probleemstructuur van het schaakdenkproces | 105 | ||
B. | Typische onderproblemen in het denkproces. | ||
§ 40. Onderproblemen bij het stellingsonderzoek (eerste phase) | 111 | ||
§ 41. Doelstellingen en probleemformuleeringen bij het mogelijkhedenonderzoek (hoofddeel) | 118 | ||
§ 42. Heronderzoek van bepaalde mogelijkheden | 127 | ||
§ 43. De toespitsing tot en recapitulatie van de ‘redeneering’ (slotphase) | 131 | ||
HOOFDSTUK VI: De Ontwikkeling van het Probleem. | |||
§ 44. Het oplossingsproces als ontwikkeling van het probleem | 138 | ||
§ 45. De probleemvorming in de eerste phase | 144 | ||
§ 46. De aanvulling en verrijking van het totaal-schema na de eerste phase | 155 | ||
§ 47. Structuurtransformaties van het beredeneeringsschema | 166 | ||
§ 48. De overgangsphasen als phasen van probleemtransformatie | 174 | ||
§ 49. Typen en specimina van probleemontwikkeling | 185 | ||
HOOFDSTUK VII: Organisatie en Methodiek van het Denken. | |||
A. | De opeenvolging der phasen. | ||
§ 50. Het principe der wisselwerking | 196 | ||
§ 51. De rangorde van subsidiaire methoden | 203 | ||
§ 52. Het afstappen van een mogelijkheid en de methodiek der successieve verdieping | 206 | ||
§ 53. De uitwerkingsphasen en hun opeenvolging | 213 | ||
B. De methoden van het schaakdenken. | |||
§ 54. De belangrijkste methoden als typische probleemtransformaties | 218 | ||
§ 55. Speciale methoden bij onderdeelen van het denkproces | 224 | ||
§ 56. Probeeren als algemeene methode | 230 | ||
§ 57. De speel-methoden, het arsenaal van den schaakmeester | 233 | ||
§ 58. Reproductieve factoren in het productieve denken: Kennis en Ervaring | 239 | ||
§ 59. Individueele methodiek | 246 |
[pagina ongenummerd (p. XI)]
HOOFDSTUK VIII: Begaafdheid voor het Schaakspel. | ||
§ 60. Meesterschap | 249 | |
§ 61. De eerste seconden der waarneming van een nieuwe stelling | 254 | |
§ 62. Speciale trekken van het schaakdenken | 263 | |
§ 63. Karakter van schaakspel en -speler | 267 | |
§ 64. De ontwikkeling van den aanleg | 274 | |
§ 65. Factoren van den schaakaanleg | 282 | |
§ 66. Schaakaanleg, andere talenten en algemeene begaafdheid | 287 | |
HOOFDSTUK IX: Theoretische Resultaten en Perspectieven. | ||
§ 67. Resultaten ten aanzien van de theoretische denkpsychologie | 297 | |
§ 68. Theoretische problemen en perspectieven | 301 | |
LITTERATUURLIJST | 306 | |
NAMENREGISTER | 309 | |
REGISTER VAN BEGRIPPEN | 311 |