Briefwisseling van Hugo Grotius. Deel 17

[p. 180]

634A. 1621 april 27. Van B. Aubéry du Maurier.¹

Mijnheer,

Gij en schrijft mij niet met die groote pijnlijkheid van Loevesteyn, dat mij aengenaem geweest is u schrijvens van Antwerpen te sien.² Danke God dat gij daer zeekerlijk in gesondheid aengekoomen zijt. Ik hoope ook dat de rest van uwe reyse gelukkig geweest zal zijn, tot in die groote stad, alwaer gij veele vrienden gevonden zult hebben, die waerlijk over uwe verlossinge haer verblijden; hetgeene ik verstaen hebbe door de brieven van de heren Jannin, de Boisize en de Porricus,³ die mij alle verzekeren dat zij u persoon met al 'tgeene dat u aengaet met zeer groote genegentheid zullen omhelsen, tot hetwelke ik tegenwoordig haer zoo vieriglijk als ik kan uitnoodige off aensette. Ik beloove ook dat mijnheer Marchant, mijn schoonbroeder,⁴ u van zijn- en mijnentweege alles heeft opgeoffert dat hij kan, zelfs dat gij mij van uwe vriendschap sult getuygenis geven, in deselve zoo vrijelijk te gebruyken, gelijk die uit een goed hert is aengebooden. De heren Tilenus en Dupuy⁵ betuygen mij hare aenbiedingen en nog meer, dat gij van haer alle diensten van vriendschap ontfangen zult, in vergelding van dese aengename vrijheyd en verlatinge van 't verdriet van uwe droevige en eenzaame gevangenis. Bovendien hebben wij hier de ambassadeurs van dit land, die weder teruggegekoomen zijn,⁶ die ten allerhoogsten vergenoegt zijn, de geheele wereld versekerende dat zij meer verworven hebben als zij begeerden; en geven 't aen eenyder te kennen. Qui vult decipi decipiatur.⁷

Ik groete zeer ootmoedelijk uwe goeden gratie en bidde God dat hij u lange tijd dese gelukkig verkregen vrijheyd wil laten genieten en dat hij alle andere gelukken en voorspoed u wil laten toekoomen. Dit is den wens van

uE. zeer genege vriend en dienaar,
Du Maurier.

1 Hs. Amsterdam, UB, RK III E 28: 24 (Verzaameling van eenige autentyke stukken aangaande de synodale condemnatie der remonstranten ... door K. van Alkemade en P. van der Schelling), copie (Nederlandse vertaling van een verloren gegaan origineel). Hs. Rotterdam, GA, handschr. verz. no. 528 (Gedenkstukken, bewijzen en aantekeningen tot de historie van Hugo en Pieter de Groot, door K. van Alkemade en P. van der Schelling, 1746), f. 49, copie. Benjamin Aubéry du Maurier (1566-1636) was in de jaren 1613-1624 ordinaris Frans ambassadeur in 's-Gravenhage (Schutte, Repertorium II, p. 5-6). Grotius beantwoordde Du Mauriers brief vermoedelijk met no. 641 (dl. II).

2 No. 627 (dl. II).

3 Pierre Jeannin, Jean de Thuméry de Boissise, extraordinaris ambassadeur in de Republiek in 1618-1619 (Schutte, Repertorium II, p. 5; DBF XVI, kol. 854-855), en Nicolas-Claude Fabri de Peiresc (no. 977, in dit supplementdeel).

4 Bedoeld is Pierre Marbault, echtgenoot van Blanche Colas de la Magdelaine, een zuster van de in 1620 overleden vrouw van Du Maurier, Marie de la Magdelaine; zie no. 624 (dl. II).

5 Daniel Tilenus en de broers Pierre en Jacques Dupuy.

6 De buitengewone ambassade van Nicolaes van den Bouchorst, heer van Noordwijk, Adriaen Pauw, Adriaen Manmaker en Adriaen Ploos. De gezanten brachten op 26 april 1621 verslag uit in de Staten-Generaal (Schutte, Repertorium I, p. 9 en Res. SG (1610-1670), V (1621-1622), p. 128).

7 Vgl. Walther no. 24941a.

Uit Den Hage, den 27 Aprilis 1621.

Bovenaan de Amsterdamse copie staat: Ziet desen brief uit het Frans vertaalt, register epistol. IV.

En: Den ambassadeur Du Maurier aen H. de Groot over zijne verlossinge uit Loevesteyn, uit het Frans vertaalt.

In de marge staat het Franse equivalent voor de ‘aenbiedingen’ van Tilenus en Dupuy: Allegresse.

[p. 181]

Bovenaan de Rotterdamse copie staat: Missive van den ambassadeur Du Maurier aan Hugo de Groot over zijne verlossinge uit Loevesteyn. Register IV autograph. onder mij. Dese uit het Frans vertaalt.