Adres: Aen mijnheer/mijnheer de Groote, advocaet te Hove, woonende ten huyse van den raedtsheer Coninck, over den advocaet van het landt, in 's Gravenhaeghe.Ga naar voetnoot17 Den bode zijn loon.
Onderaan de brief staat in een onbekende hand: Daniel Heinsius.
|
-
voetnoot1
- Hs. Leiden, UB, BPL 2899, f. 163, eigenh. oorspr.; handtekening uitgesneden. Zie voor de band waarin de brief werd opgenomen G.H.M. Posthumus Meyjes, ‘Het Sypesteynhandschrift te Leiden BPL 2899’, in: Miscellanea Gentiana, Leiden 1993, p. 263-275, nos. 27, 36 en 77.
-
voetnoot2
- Seneca Minor, De clementia 1, 20, 3: ‘... non est magni animi qui de alieno liberalis est, sed ille qui, quod alteri donat, sibi detrahit ...’
-
voetnoot3
- De anonieme Dissertatio de idolo Hallensi, Iusti Lipsii mangonio et phaleris exornato atque producto, z. pl. 1605, geschreven, naar later bleek (G.M. Lingelsheim aan J.J. Scaliger, 28 juni 1605, in A. Reifferscheid, Quellen, p. 653, r. 20-22, en p. 693-694), door de orthodox-calvinistische jurist Petrus Denaisius (De Nays) (1560-1610), assessor van het Rijkskamergericht te Spiers (NDB III, p. 592-593). Aangezien Denaisius vreesde dat de publicatie in zijn omgeving ongunstig ontvangen zou worden, gaf hij er de voorkeur aan onbekend te blijven. Grotius had het boek reeds eerder, samen met een brief van 21 maart 1605, van Lingelsheim cadeau gekregen (no. 63 (dl. I)).
-
voetnoot4
- ‘Moeder Gods’, een toespeling op Lipsius' Diva Virgo Hallensis. Beneficia eius et miracula fide atque ordine descripta, Antwerpen 1604. Veel later zou Grotius tegenover Guy Patin Lipsius' werken over de Heilige Maagd afkeuren (R. Pintard, La Mothe le Vayer, Gassendi - Guy Patin. Études de bibliographie et de critique suivies de textes inédits de Guy Patin, Parijs [1943], p. 73).
-
voetnoot5
- Ongetwijfeld doelde Heinsius hier op Grotius' correspondent Georg Michael Lingelsheim, die Denaisius' publicatie behalve aan Grotius ook aan Scaliger had gezonden (Scaliger aan
Lingelsheim, 25 mei 1606, in A. Reifferscheid, Quellen, p. 651, r. 10).
-
voetnoot6
- Marquard Friedrich Freher (1565-1614), jurist en historicus, zoon van Marquard Freher (1542-1601), evenals Denaisius assessor van het Rijkskamergericht te Spiers (NDB V, p. 392-393).
-
voetnoot8
- Simon Stevin, sinds 1593 ingenieur en kwartiermeester van het Staatse leger (Het Staatsche leger II, p. 266-267).
-
voetnoot9
- Deze ‘Rhedanus’ komt ook voor in een brief van Grotius aan Heinsius, [medio november 1606] (no. 88 (dl. I)). Misschien gaat het om Everard van Reyd (1550-1602), raad van de Friese stadhouder Willem Lodewijk en auteur van de Historie der Nederlantscher oorlogen begin ende voortganck tot den jaere 1601. Dit geschiedwerk verscheen eerst in 1626 dank zij Van Reyds neven Johan en Frederik van den Sande (vgl. infra, n. 10; zie ook E.O.G. Haitsma Mulier en G.A.C. van der Lem, Repertorium van geschiedschrijvers, p. 343-344 en 361-362). Grotius herinnerde zich in 1627 nog dat hij ooit inzage in het manuscript had gehad (no. 1156 (dl. III)).
-
voetnoot10
- Niet nader geïdentificeerd. Sandius is wellicht Frederik van den Sande (ca. 1577-1617), burgemeester van Arnhem, raad en momboir bij het Hof van Gelderland en gedeputeerde van Gelderland in de Staten-Generaal. Zijn broer was de rechtsgeleerde Johan van den Sande, schrijver van de Decisiones Frisicae sive rerum in suprema Frisiorum Curia iudicatarum libri V (Leeuwarden 1639).
-
voetnoot11
- Johannes Meursius, De luxu Romanorum liber singularis, sive commentarius uberior in locum Senecae epist. CXIV. Item Mantis[s]a, 's-Gravenhage, ‘ex officina Hillebrandi Jacobi, DD. Ordinum Hollandiae Typographi’, 1605. Het boek bevat een inleidend gedicht van Grotius, ‘Qua stet fortunae’ (Dichtw. I 2a/b 4, p. 141-145).
-
voetnoot12
- De Duitse filoloog Gottfried Jungermann (ca. 1577-1610) (ADB XIV, p. 709-711) gaf in 1605 Longus' ‘Pastoralia’ uit: Longi sophistae Pastoralium de Daphnide et Chloe libri quatuor, Hanau 1605.
-
voetnoot13
- In het woord ‘accepi’ is geknoeid; wellicht schreef Heinsius eerst ‘accepit’ of ‘accepis(ti)’.
-
voetnoot15
- In Jungermanns editie wordt Heinsius op veel plaatsen, herhaaldelijk in gunstige zin, genoemd: p. [5r], 198-199, 206, 208-209, 216, 220-222, 224-225 en 228.
-
voetnoot16
-
Ibidem, p. 201-202: ‘Scias et τὸν θει̂ον Grotium
adprobare Cl. Rhodomani, Ponticum interpretantis illud μέλι μαινὸμενον sententiam’; vgl. no. 48 (dl. I).
-
voetnoot17
- François de Coninck († 3 december 1613), sinds 1586 raadsheer in het Hof van Holland. Zijn huis lag aan de Spuistraat, ‘aan de Suytsijde’, tegenover het huis van Johan van Oldenbarnevelt (no. 80 (dl. I) en Dichtw. I 2a/b 4, p. 8).
|