54A. 1604 september 8. Van G.M. Lingelsheim.Ga naar voetnoot1
Clarissime et ornatissime vir, s[alutem dico],
Pudet profecto pigetque me, quod ad iucundissimas optatissimasque litteras tuas IX Kal[endas] Febr[uarias] datas tanto intervallo respondeo.Ga naar voetnoot2 Scio idoneam caussam nullam proferri posse, itaque ad deprecationem confugio, paratus subire poenam quamcumque imposueris; fateri namque necesse habeo crimen violatae amicitiae.
Quam placuit mihi propositum tuum, quod litteras ad verum usum reipublicae adhibere satagis; sic decet. Quam graviter peccant qui ingenio per litteras egregie exculto in otio litterario senescere maluntGa naar voetnoot3 quam fori publicarumque curarum molestias perferre. Inde fit ut fere illa teneant homines imperiti, avaritia, ambitione et impudentia eo rapti. Itaque perge in hoc cursu, unde in patriam et rempublicam christianam eximios fructus mibi spondeo.
Beasti autem me nuncio illo, quod historiae scribendae te dedistiGa naar voetnoot4 et spem facis fore ut brevi eam visuri simus. O, te virum! Vidisti haud dubie opus Thuani;Ga naar voetnoot5 non minora abs te exspecto. Deus bone, quam admiror virum illum, quo neminem puto instructiorem ad historiam scribendam aliquot iam saeculis accessisse. Verum veritas quam ei invidiosa! In discrimine non parvo constitutus est et hostes veritatis ac virtutis non tantum non aperte bellum ipsi indicunt.Ga naar voetnoot6 Spes nobis facta fore ut brevi aliquot libris
auctiorem simus habituri.Ga naar voetnoot7 Verum tu in opere tuo gnaviter perge et praestantissimi heroisGa naar voetnoot8 admirandas res gestas nobis posteritatique trade cum nominis tui aeterna gloria. Sed Parallela tua quoque ne preme.Ga naar voetnoot9 Heu, quoties poenitet me, quod occasione illa non usus et quod legendum
| |
mihi dedisti,Ga naar voetnoot10 non etiam memoriae, subsidio chartae, mandavi. Certe dignum id opus, quod lucem videat. Quam doleo nihil mihi ad manum, quo tua remunerer. Id fiet, ubi occasio erit.
Plura iam scribere pudor vetat, qui ardorem mei in te amoris tam segniter ostendam. Ignosce et amici omnia officia a me tibi sponde, florentissime iuvenis. Nobilissimis viris BusemvalioGa naar voetnoot11 et DousaeGa naar voetnoot12 testata cupio studia mea.
Vale, Phoenix noster,
t[uus] omni studio et obsequio,
Georg. Michael Lingelshemius.
| |
Adres: Clarissimo viro, domino Hugoni Grotio, iurisconsulto, etc., domino et amico suo colendo, Hagae Comitis.
|
-
voetnoot1
- Hs. Den Haag, GA, coll. Dichtlievend Kunstgenootschap onder de spreuk ‘Kunstliefde spaart geen vlijt’, sedert 1818 Hollandsche Maatschappij van Fraaye Kunsten en Wetenschappen, afdeeling 's-Gravenhage, 1772-1883, beheersno. 46, plaatsingslijstno. 329, 27, eigenh. oorspr. De jurist Georg Michael Lingelsheim (1556/1558-1636) was werkzaam als raad van de Paltsische keurvorsten Frederik IV en Frederik V (NDB XIV, p. 621-622; A.E. Walter, ‘Zu den gelehrten und politischen Verbindungen zwischen der Kurpfalz und den Vereinigten Niederlanden im konfessionellen Zeitalter - am Beispiel der Korrespondenz des heidelberger Oberrats Georg Michael Lingelsheim (1558-1636)’, in: Northern humanism in European context, 1469-1625. From the ‘Adwert Academy’ to Ubbo Emmius, ed. F. Akkerman et al., Leiden etc. 1999, p. 284-306).
-
voetnoot2
- Grotius' brief aan Lingelsheim, gedateerd op 25 (niet 24) januari 1604 (no. 49 (dl. I)). Zelf reageerde Grotius pas op 7 maart 1605 (no. 62 (dl. I)) op Lingelsheims brief van 8 september 1604.
-
voetnoot3
- Vgl. Cicero, Tusculanae disputationes 5, (36), 105.
-
voetnoot4
- Op 9 november 1601 hadden de Staten van Holland Grotius opdracht gegeven tot het schrijven van de Annales et Historiae de rebus Belgicis (BG no. 741).
-
voetnoot5
- De Thou's Historiarum sui temporis pars prima, Parijs 1604, was reeds in het najaar van 1603 verkrijgbaar (S. Kinser, The works of Jacques Auguste de Thou, 's-Gravenhage 1966, p. 7).
-
voetnoot6
- De verschijning van De Thou's werk bracht vooral in rooms-katholieke kringen heftige reacties teweeg. Innocenzo del Bufalo (ca. 1566-1610), bisschop van Camerino (DBI XXXVI, p. 367-371), in de jaren 1601-1604 nuntius aan het Franse hof, verlangde van Hendrik IV dat het boek op grond van zijn anti-pauselijke tendenzen werd verbrand, maar de koning gaf aan deze eis geen gehoor. Intussen paste De Thou de tekst van de nieuwe editie van zijn werk aan de kritiek aan (B. Barbiche, Correspondance du nonce en France Innocenzo del Bufalo, p. 86-87, en de daar aangehaalde briefnummers; S. Kinser, o.c., p. 9-10). Hij kon echter niet voorkomen dat de Historiae sui temporis op 9 november 1609 op de Index van verboden boeken werden geplaatst (F.H. Reusch, Der Index der verbotenen Bücher II-1, p. 192-195; A. Soman, De Thou and the Index, p. 13-26).
-
voetnoot7
- Tussen mei en november 1604 verscheen in Parijs een aangepaste en vermeerderde herdruk van De Thou's geschiedwerk (S. Kinser, o.c., p. 10-12).
-
voetnoot9
- Grotius had Lingelsheim geschreven dat hij de publicatie van zijn Parallela rerumpublicarum (BG no. 750) wilde uitstellen.
-
voetnoot10
- In het voorjaar van 1603 berichtte Lingelsheim aan Jacobus Bongarsius dat Grotius hem inzage in het werk had gegeven (A. Reifferscheid, Quellen, p. 10, Lingelsheim aan J. Bongarsius, 22 april 1603).
-
voetnoot11
- Paul Choart de Buzanval (1550-1607), van 1590 (1592) tot 1607 ordinaris ambassadeur van Frankrijk in Den Haag (Schutte, Repertorium II, p. 1-2).
|