Adres: A monsieur/monsieur Grotius, cy-devant ambassadeur de la roine de Sueden en France.
Bovenaan de brief staat in een onbekende hand: 1645, den 21 Iulii.
|
-
voetnoot1
- Hs. Linköping, Stifts- och Landsbibl., Br. 2, no. 43. Eigenh. oorspr. Niet ondertek. Antw. op no. 7439. De brief bereikte Stockholm na Grotius' afscheid van koningin Christina van Zweden.
-
voetnoot2
- Een bericht van neef Johan van Reigersberch over Grotius' verblijf te Söderåkra en het aanstaande vertrek naar Stockholm, dd. 24 juni 1645.
-
voetnoot3
- De Staatse ambassadeurs dr. Gerard Schaep, Albert Sonck, Joachim Andreae en Jacob de Witt berichtten op 27 juni aan de Staten-Generaal over hun onderhandelingen met de Deense commissarissen te Brömsebro-Kristianopel. Nadat de heren aan hun gesprekspartners te kennen hadden gegeven dat zij krachtens hun nieuwe instructie, dd. 19 april 1645, niet langer konden optreden als vredesbemiddelaars, presenteerden zij hun eisen. Toen bleek dat de Deense commissarissen niet gediend waren van een beroep op het erftractaat van Spiers, zochten zij de oplossing in een compromis. Op 7 juni - een week vóór het vlagvertoon van de vloot van vice-admiraal Witte de With in de Sont - hadden de partijen reeds overeenstemming bereikt over een tariefverlaging van de ‘Oresuntische tollen ... niet alleen verre onder den voet van anno 1628, maer selffs van anno 1600 ...’ (Kernkamp, De sleutels van de Sont, p. 221-224; Fridericia, Danmarks ydre politiske historie II, p. 497-505, en Aitzema (fo) III, p. 9-13).
-
voetnoot4
- ‘Jovinianus’ (codenaam van Nicolaes van Reigersberch) kreeg gelijk: de Staten-Generaal herinnerden hun onderhandelaars te Brömsebro-Kristianopel in een schrijven, dd. 28 juli 1645, aan het achtste artikel van hun instructie van 19 april 1645, bevattende het voorschrift dat zij moesten streven naar de terugkeer van het Sonttoltarief ten tijde
-
voetnoot4
- van het erftractaat van Spiers van 1544, ‘doch soo sulcx niet en souden konnen worden gheoptineert, soo sullen de Heeren Ambassadeurs op voorgaende verklaringhe van ‘non prejuditie’ daer van ‘gradatim’ moghen wijcken, ende haer deses aengaende reguleeren, als hun bij secreete acte apart sal worden gelast’ (Aitzema (fo) III, p. 4-9, en Kernkamp, o.c., p. 219-221).
-
voetnoot5
- De onderhandelaars van ‘Sophi’ (koningin Christina van Zweden) huldigden het principe van de ‘divisio freti’ en verlangden van de koning van Denemarken, ‘ter assecuratie’ van de vrije vaart door de Sont, een plechtig bezworen afstand van de gewesten Halland, Skåne (Schonen), Blekinge en Vendsyssel, met alle forten (Bohus) en steden aan de ‘Zweedse’ zijde van de Sont en de Oostzee (Kernkamp, De sleutels van de Sont, p. 164-165 en p. 224-226).
-
voetnoot6
- ‘Verus man’: Gaspard Coignet, sieur de La Thuillery, ordinaris Frans ambassadeur in de Republiek en vredesbemiddelaar te Brömsebro, was trots op de door hem bereikte doorbraak in de Staats-Deense onderhandelingen. In een brief aan de envoyé Godefroi d'Estrades, dd. 3 juli 1645, berichtte hij dat de Staatse ambassadeurs niet langer aandrongen op een wapenvereniging met de Zweden ter ‘versekeringh van de veyligheyt en vrijheyt van de scheepvaart en koophandel in d'Oost en Noord-Zee’ (art. 1 van het Zweeds-Staats verdrag van 1/11 september 1640): ‘En tout cas, il n'y a plus de crainte de guerre entre le Danemark et les Etats’ (Correspondance d'Estrades I, p. 262-263).
-
voetnoot8
- De datum van vertrek van de Staatse delegatie ter vredesconferentie te Munster was aanvankelijk vastgesteld op 7 juni, maar toen dit voorstel in stemming werd gebracht, verklaarden de Zeeuwen daartoe nog niet gelast te zijn. Een nieuwe poging om een vertrekdatum vast te stellen (half augustus) strandde eveneens op Zeeuwse bezwaren (Res. SH, dd. 13 juli 1645, en J.H. Kluiver, De souvereine en independente staat Zeeland, p. 157-173). Pas na de totstandkoming van de vrede van Brömsebro-Kristianopel (23 augustus 1645) kwam er meer vaart in het beraad over de instructie en de ‘besendinge’: op 11 januari 1646 maakten de heren eindelijk hun opwachting in Munster (Poelhekke, De Vrede van Munster, p. 175-179, p. 201-204 en p. 213).
-
voetnoot9
- Frederik Hendrik verscheen op 12 juni in het Staatse legerkamp te Zelzate. Op 5 juli verplaatste hij zijn kwartieren naar Oosteeklo. Eind juli vertrok hij naar Maldegem (Briefw. C. Huygens IV, p. 153-155, p. 167 en p. 182).
-
voetnoot10
- Veldmaarschalk Johan Wolfert van Brederode (1599-1655) (NNBW X, kol. 125-126) en François de l'Aubespine (1584-1670), markies van Hauterive, Frans kolonel in Staatse dienst (Tallemant des Réaux I, p. 227-228 en p. 891-892), bereidden hun soldaten in de omgeving van Wachtebeke en Moerbeke voor op een inval in het land van Waas (Het Staatsche leger IV, p. 146).
-
voetnoot11
- Het leger van de ‘generalissimus’ Gaston van Orléans dreef de Spanjaarden op 10 juli uit Mardyck (fort op de weg van Gravelines (Grevelingen) naar Duinkerken) (Briefw. C. Huygens IV, p. 172-173). Een mars naar Linck (Lynck) was in voorbereiding; zie no. 7451.
-
voetnoot12
- De Franse successen in Catalonië. Op 22 juni leidde de Franse onderkoning Henri de Lorraine, graaf van Harcourt, zijn troepenmacht bij Camarasa over de Segre. De volgende dag overrompelden zijn soldaten in de vlakte van Llorens (Balaguer, ten noordoosten van Lérida) een aanzienlijke Spaanse troepenmacht (Sanabre, La acción de Francia en Cataluña, p. 302-303, en Chéruel, Histoire de France pendant la minorité de Louis XIV II, p. 17).
-
voetnoot13
- De Franse bevelhebber Pierre de Magalotti († ca. 22 juni 1645) sneuvelde in het zicht van de overwinning. Op 7 juli nam Nicolas de Neufville, markies van Villeroi, het Lotharingse bolwerk La Motte in bezit (Lettres Mazarin II, p. 184 en p. 194-195, en Journal d'Olivier Lefèvre d'Ormesson I, p. 292-293).
-
voetnoot14
- Op 2 juli 1645 bracht de hertog van Enghien te Ladenburg (ten zuiden van Mannheim) de verbinding tot stand met het leger van de Franse maarschalk Henri de La Tour d'Auvergne, burggraaf van Turenne, en de Zweedse en Hessische versterkingen van luitenant-generaal Hans Christoph, graaf van Königsmarck, en generaal-majoor Johann Geyso. Een maand later, op 3 augustus, kwam het bij Alerheim (Nördlingen) tot een treffen met het leger van de Zwabisch-Beierse bevelhebbers François de Mercy en Johan van Werth (Aumale, Histoire des princes de Condé IV, p. 418-423).
-
voetnoot15
- De Frans-Weimarse ‘aide de camp’ Dirk de Groot had het slagveld van Bad Mergentheim (‘la bataille de Mariendal’, dd. 5 mei 1645) niet ongeschonden kunnen verlaten. Op voorspraak van de Zwabisch-Beierse veldmaarschalk François de Mercy († 3 augustus 1645) mocht Grotius' jongste zoon in de eerste week van juli herstel zoeken in Frankfort (no. 7447).
-
voetnoot16
- Op 14/24 juni behaalde ‘the new modelled army’ van Thomas Fairfax bij Naseby (ten noorden van Northampton) een grote overwinning op het leger van koning Karel I van Engeland.
-
voetnoot17
- Het verblijf van ‘Constans’ (codenaam voor Maria van Reigersberch) en Cornelia de Groot in Spa. Iedere week hield Maria haar broer (‘Jovinianus’) op de hoogte van haar wederwaardigheden in het kuuroord (Rogge, Brieven van en aan Maria van Reigersberch, p. 256-261).
|