Briefwisseling van Hugo Grotius. Deel 16

7335. 1645 februari 24. Aan H. Appelboom.¹

Clarissime domine,

Sunt certe bona quae de domino Coningsmarckio, Wrangelio, Petro Andersonio discimus.² Utinam et illa quae de domino marescallo Torstensonio rumores susurrant. Mira est Danorum confidentia, qui iam Holmiam a suis obsideri aiunt; loca Suediae capta complura.³ Sed pascant se inaniis, dum res sit penes nostros.

Quae e Batavis accipio, spem mihi faciunt aut omnes Nationes Foederatas aut certe

1 Hs. Dresden, Sächs. Landesbibl., C 61 A, 76. Eigenh. oorspr. Gedrukt Epist., p. 744 no. 1736. Antw. op no. 7313, beantw. d. no. 7349.

2 De successen van de Zweedse bevelhebbers Hans Christoph, graaf van Königsmarck (Elbe en het aartsbisdom Bremen), Helmut Wrangel (Jutland en Holstein) en Per Andersson (Silezië) en de inval van veldmaarschalk Lennart Torstensson in de Boheemse landen.

3 De krijgstocht van Hannibal Sehested, Deens gouverneur van Noorwegen, naar Stockholm strandde bij de ‘Moerschanse’ (Morasschanze of Moritzerschanze) in de omgeving van Karlstad (Värmland).

[p. 496]

Hollandos et aliquos cum illis⁴ in tuenda etiam armis, si opus est, commerciorum libertate nobiscum conspiraturos. Quod si est, aut brevi pacem ibi commodam habebimus aut magnos mari successus.

Gaudeo virum supra nostras laudes positum magnum dominum cancellarium adfuturum colloquio cum Danis.⁵ Nihil aberit prudentiae, ubi ipse aderit. Placet et hoc mihi, quod Ludovicus Gerius⁶ commerciorum et navigationis perquam intelligens praesto erit ad consilia nostris suggerenda. Aerarii Suedici praefecto⁷ opto valetudinem et res omnes prosperas. Avebo moneri, ubi senatorium munus auspicabitur illustris dominus comes Lagardius.⁸

Harcurtius iam abiit.⁹ Dux Longavillanus in Normanniam it, inde Monasterium. Tenues sunt ad Rhenum copiae Gallorum, paratus in Flandriam magni. Repressaliae quae datae erant regni huius subditis¹⁰ contra Anglorum parlamentariorum rapinas, inhibitae sunt.

Deus, clarissime domine, Claritudinem vestram servet ac sospitet,

Claritudini vestrae studiosissimus,
H. Grotius.

4 Alleen de Staten van Holland waren bereid een offer te brengen aan een wapenvereniging met de Zweden tot ‘versekeringh van de veyligheyt en vrijheyt van de scheepvaart en koophandel in d'Oost en Noord-Zee’ (art. 1 van het Zweeds-Staats verdrag van 1/11 september 1640). Vooralsnog zagen de afgevaardigden van Zeeland en de landgewesten Gelderland, Utrecht, Friesland, Overijssel en Stad en Lande meer heil in het ‘groot desseyn ende entreprinse’ van Frederik Hendrik in Vlaanderen.

5 Koningin Christina stuurde een ‘zware’ delegatie naar het Zweeds-Deense vredesoverleg te Brömsebro: kanselier Axel Oxenstierna en de rijksraden Johan Skytte, Matthias Soop en Ture Bielke.

6 De Zweedse koninklijke commissaris Louis de Geer herzag zijn reisplan en vertrok naar Norrköping (‘Brieven van Louis de Geer’, in BMHG 29(1908), p. 293-298).

7 Gabriel Bengtsson Oxenstierna, vrijheer van Mörby en Lindholmen, rijksschatmeester gedurende de minderjarigheid van koningin Christina, aanvaardde weldra de waardigheid van gouverneur-generaal van Lijfland.

8 Graaf Magnus Gabriel De la Gardie moest nog twee jaar wachten op zijn toetreding tot de Zweedse rijksraad (17/27 maart 1647).

9 Onderstaande berichten komen ook voor in Grotius' nieuwsbrieven, dd. 24 februari 1645.

10 Koningin Anna van Oostenrijk had harde tegenmaatregelen aangekondigd tegen het verbod dat het Parlement had opgelegd op de vaart naar royalistische havens. In februari verleende zij gedupeerde Franse schippers brieven van represaille, maar na protest van de Parlementen van Rouaan en Bretagne durfde zij niet tot het uiterste te gaan; vgl. no. 7321, en ‘Brieven van Willem van Liere’, in Kronijk HG 17(1861), p. 275.

Lutetiae, XXIV Februarii 1645.

Adres: A monsieur/monsieur Appelboom, Suedois, à Amsterdam. Port.

Adres (volgens de uitgave der Epist.): D. Appelboom.