7195. 1644 december 15. Van G. Keller.Ga naar voetnoot1
Hochedeler, gestrenger herr ambassadeur, hochgenaigter herr vndt patron,
Vff die von vnsseren herren gesandten alhier denen keysserlichen gethane proposition,Ga naar voetnoot2 ist von diesen keine weitere erklärung gegeben worden, allss dass sie gestern durch den decanum zu St. Johann alhier,Ga naar voetnoot3 andeuten lassen, wie sie allss heute, nacher Münster zu verraisen gedächten, vmb daselbst mit ihren herren collegen darüber zu deliberiren, vndt einer schliesslichen erklärung halber sich zu vergleichen, worbey es dann alsso, biss zu ihrer ruckkunfft,Ga naar voetnoot4 bewenden wirdt. Zu Münster gehet die proposition der herren keysserl. gesandten an die Frantzösischen, dahin, dass sie vordrist begehren die observantz des friedens, so anno 1630 zwischen keysser Ferdinando II vndt dem könig in Franckreich gemacht,Ga naar voetnoot5 vndt dann die restitution dessen, wass sint der zeit dem Reich von Franckreich ab- vndt eingenommen worden - insonderheit die völlige restitution des herzogs von LotthringenGa naar voetnoot6
| |
Adres: A son Excellence, monseigneur Grotius, conseiller d'estat et ambassadeur ordinaire de sa Majesté de Suede en France, à Paris. 20 st.
Bovenaan de brief schreef Grotius: Rec. 29 Dec.
En in dorso: 5 Dec. 1644 Keller.
|
-
voetnoot1
- Hs. Den Haag, ARA, Eerste afd., coll. Hugo de Groot, aanw. 1911 XXIII no. 12, 119. Eigenh. oorspr. Georg Keller was secretaris van de Zweedse gevolmachtigde Johan Adler Salvius.
-
voetnoot2
- De Zweedse gezantschapssecretaris Mattias Mylonius Biörenklou overhandigde de keizerlijke gevolmachtigden Johann Maximilian, graaf Lamberg, en Johann Baptist Krane op 27 november/7 december de Zweedse propositie (no. 7182).
-
voetnoot3
- De Osnabrücker deken Raban Heistermann (Heystermann) onderhield de verbindingen met de Zweedse en keizerlijke residenties (Acta pacis Westphalicae; Die kaiserlichen Korrespondenzen II, p. 100-101).
-
voetnoot4
- De keizerlijke gevolmachtigden keerden op dinsdag 20 december terug van het beraad met hun collega's Johann Ludwig, graaf van Nassau-Hadamar, en dr. Isaac Volmar over de beantwoording van de Franse en Zweedse proposities (Acta pacis Westphalicae; Diarium Lamberg, p. 32-35).
-
voetnoot5
- De keizerlijken hadden in hun propositie aan de Franse gevolmachtigden het verdrag dat keizer Ferdinand II en koning Lodewijk XIII op 13 oktober 1630 in Regensburg hadden gesloten, voorgedragen als uitgangspunt van de onderhandelingen in Munster (Meiern, Westphälische Friedens-Handlungen I, p.
317-318). Een onmogelijke eis, volgens de deskundigen, want koning Lodewijk had dit ‘zogenaamde’ vredesverdrag nooit geratificeerd; vgl. no. 7191.
-
voetnoot6
- De Fransen stelden zich op het standpunt dat ‘La restitution de la Lorraine ne peut estre demandée juridiquement ...’. In het verdrag van Vic, dd. 6 januari 1632, had hertog Karel IV van Lotharingen het gezag van de Franse kroon erkend. Zijn verplichtingen kwam hij echter niet na. In het voorjaar van 1641 verzoende de hertog zich met koning Lodewijk XIII (het verdrag van Saint-Germain van 29 maart 1641), maar de
-
voetnoot6
- inkt van het verdrag was nog niet droog of hij koos positie in het keizerlijk-Spaanse kamp (Acta pacis Westphalicae; Instruktionen, p. 45-46 en p. 88-97, en Die Französischen Korrespondenzen I, p. 808-810).
-
voetnoot7
- De keizerlijke kritiek op het Franse en Zweedse streven naar de deelname van alle keurvorsten en standen aan het vredesoverleg. Weliswaar voorzag het preliminair vredesverdrag van Hamburg (25 december 1641) in de afgifte van vrijgeleidebrieven aan de rijksstanden, maar het was een misvatting te veronderstellen dat de keizer met de ratificatie van dit verdrag ook het ‘ius belli ac pacis’ had overgedragen aan de ‘ordines’ (Acta pacis Westphalicae; Diarium Volmar I, p. 226-235; Die Französischen Korrespondenzen I, p. 724-747; Meiern, Westphälische Friedens-Handlungen I, p. 322-325, en Dickmann, Der Westfälische Frieden, p. 171-172).
-
voetnoot8
- Hertog Adolf Friedrich I (1588-1658) van Mecklenburg stuurde zijn raadsheer dr. Abraham Kayser (Keysser) (1603-1652) naar Osnabrück (Acta pacis Westphalicae; Die Schwedischen Korrespondenzen I, p. 252, p. 328-329, p. 433 en p. 444; Die kaiserlichen Korrespondenzen II, p. 188, en Diarium Lamberg, p. 35).
-
voetnoot9
- De keizerlijken van Matthias, graaf Gallas, waren op 19/20 november naar Maagdenburg uitgeweken. Ruiters van de Zweedse opperbevelhebber Lennart Torstensson zetten de achtervolging in. Op 3 december kwamen de legers op de weg van Maagdenburg naar Wittenberg en Jüterbog tegenover elkaar te staan (Acta pacis Westphalicae; Die Schwedischen Korrespondenzen I, p. 435 en p. 440).
-
voetnoot10
- De keizerlijk-Saksische eskadrons van generaal-majoor Adriaen van Enkenfort (Enckevort) († 1663) bezweken onder het Zweedse wapengeweld (ADB VI, p. 148-150, en Doc. Boh. VII, p. 158-159, nos. 463-467, en p. 159-160, nos. 469-471).
-
voetnoot11
- De Franse diplomaat Nicolas de Flécelles (Flesselles) (1615-1689), graaf van Brégy, ontving op 5 augustus 1644 zijn instructie voor een bezoek aan het Poolse hof (DBF VII, kol. 195-196, en Tallemant des Réaux II, p. 403-406 en p. 1251-1256). In oktober was hij in Warschau verschenen met de troostrijke boodschap dat zijn regering een bruid (no. 7210) had gevonden voor koning Wladislas IV (Urk. u. Act. I, p. 147-152; A.S. Radziwiłł, Memoriale III, p. 189-190; Acta pacis Westphalicae; Die Schwedischen Korrespondenzen I, p. 438-440, en Die Französischen Korrespondenzen I, p. 762).
|