7191. 1644 december 10. Van [S. Rosenhane].Ga naar voetnoot1
Illustrissime et excellentissime domine legate,
Etsi certam nobis faceremus spem de felici tractatuum successu, cum praeter praeliminarium in plenipotentiis conventionemGa naar voetnoot2 adhuc generalis quaedam ab omni parte nuper supervenerit exhibita propositio ad ipsos tractatus universales directa,Ga naar voetnoot3 non tamen conquiescit pars adversa in sueta querularum commemoratione, dum omnia quae ex aequo et pro libertate Imperii reducenda ei ex voto deferri non poterint, vel iniuste interpretetur, vel etiam mentem a pace alienam nobis indigne imputet. Iustissimo foederatorum iudicio, antequam ulterius progrederentur, tanquam pro stabili substernendo tractationi ipsi fundamento, impetrare cum nostris studuerunt Galli, qui ordines Imperii in testimonium rerum gerendarum vel adserendam libertatem propriam huc convenirent, necnon elector Trevirensis diuturna sua eliberaretur captivitate, ut libere et sine metu negotia sua hic pertractare posset.Ga naar voetnoot4 Haec nunc est illa iniuria quam sibi fieri pro-
| |
clamant adversarii.Ga naar voetnoot5 Non arceri ordines, aiunt, a conventu, sed cuique integrum relinqui et pro libitu huc venire, deputatos mittere, congredi vel retrocedere sine indignatione caesaris et ex vigore praeliminarium ac caesarei exhibiti salvi conductus; ut universos autem et corpus repraesentando comparere, id inhibere statuta et constitutiones Imperii; cum hic ratio attendatur tractatuum, non vero comitiorum, quae indicere non sit de potestate legatorum, sed ius illud cum imperatore divisum habeant ordines. Consuetudinem etiam Imperii et aliorum regnorum in crimen venire, si status tractatibus pacis intersint. Proinde ad adsecurandam libertatem ordinum offert caesar velle se, dum constiterit modo hic in articulis et conditionibus pacis convenire posse partium legatos, comitia indicere, ut simul cum ipso ordines conclusa firment et ratifaciant.Ga naar voetnoot6 Alterum, in quo minus sibi
satisfactum videntur adversarii, est quod ii restitutionem in Imperio postulantes ab anno 1630 sufficientem satis et particularem pro pace fecerint propositionem,Ga naar voetnoot7 Gallis vero partialia haec praetermittentibus. Respondent pro tertio ad instantiam de electore Trevirensi,Ga naar voetnoot8 eum nullis constrictum Viennae vinculis liberrime ibi vivere, licentiamque ei minime derogari deputatos huc mittendi.
Excipiunt adversus haec legati Gallici: 1) Propositionem ipsam caesareanorum concernendo, non posse non eos eam indigne accipere, quod illi angustiarum caesaris, ad quas omni ex parte est redactus et in dies adhuc singulos redigitur, immemores tale quid postulare non erubescant, probe conscii florentissimum tunc temporis fuisse statum domus Austriacae, et propter quem ratio belli maxime suscepta fuerit, ne minimam praeterea mentionem iniiciendo vel refusionis sumptuum bellicorum, vel amnistiae aut aliorum.Ga naar voetnoot9 Merito se propterea admirari fastum et insolentiam caesareanorum.Ga naar voetnoot10
| |
electoris Trevirensis non praepostere se postulare restitutionem in dignitatem et bona, quae proprie pertinet ad realem tractationem pacis in Imperio, sed tantummodo libertatem exeundi e custodia, qua Viennae tenetur, ut secundum qualitatem rei et interesse proprium libere de rebus suis disponere, deputatos mittere, literas et communicationes recipere possit, sine violenta aliqua inquisitione, cui ibidem maxime obnoxius est. Et sine qua emancipatione electoris, simul ac ordinum praesentia nulla penitus tractatio sperari, nedum suscipi possit, quippe cum id deposcant conclusa praeliminarium, et a quorum vigore ac executione decernere conveniens ducitur.Ga naar voetnoot11 Qua ratione postmodum inter se convenerint, adhuc incertum.
Hisce Excellentiam vestram divinae protectioni commendo maneoque,
Excellentiae vestrae ...
| |
Adres: Sacrae regiae Maiestatis consiliario et apud christianissimum Galliarum regem legato ordinario, illustrissimo et excellentissimo domino Hugoni Grotio, domino amico meo observandissimo, Paris. Fran(...).
Bovenaan de brief schreef Grotius: Rec. 29 Dec.
En in dorso: 10 Dec. 1644 Rosenhane.
|
-
voetnoot1
- Hs. Den Haag, ARA, Eerste afd., coll. Hugo de Groot, aanw. 1911 XXIII no. 17, 19. Oorspr. Handtekening afgescheurd. De Zweedse resident Schering Rosenhane voorzag zijn correspondenten van het laatste nieuws over de discussies in Munster (Acta pacis Westphalicae; Die Schwedischen Korrespondenzen I, p. 413-422 en p. 431-433).
-
voetnoot2
- De geëmendeerde volmachten moesten in Wenen, Madrid en Parijs omgezet worden in originele akten. De Munsterse bemiddelaars Fabio Chigi en Alvise Contarini gaven de koeriers twee maanden de tijd (20/30 januari 1645) (Meiern, Westphälische Friedens-Handlungen I, p. 280-284 en p. 350-357).
-
voetnoot3
- De gevolmachtigden in Munster en Osnabrück waren accoord gegaan met de termijn die de Munsterse bemiddelaars hadden gesteld voor het indienen van de eerste proposities: zondag, 24 november/4 december 1644 (Acta pacis Westphalicae; Diarium Volmar I, p. 220-221 en p. 226-228).
-
voetnoot4
- De Franse en Zweedse gevolmachtigden streefden naar de deelname van alle keurvorsten en Duitse standen aan het vredesoverleg. In hun ‘propositio’, dd. 4 december 1644, hadden de Franse gevolmachtigden Claude de Mesmes, graaf van Avaux, en Abel Servien bovendien aangedrongen op de vrijlating van de nog steeds door de keizerlijken gevangen gehouden Trierse
keurvorst-aartsbisschop Philipp Christoph von Sötern; zie no. 7182, en Meiern, Westphälische Friedens-Handlungen I, p. 320-321.
-
voetnoot5
- Johann Ludwig (1590-1653), graaf van Nassau-Hadamar, en dr. Isaac Volmar (1582-1662), de keizerlijke gevolmachtigden in Munster, brachten hun grieven op 5 december ter kennis van de bemiddelaars Fabio Chigi en Alvise Contarini (Acta pacis Westphalicae; Diarium Volmar I, p. 226-235).
-
voetnoot6
- De keizerlijken erkenden het recht van de vorsten en standen om - overeenkomstig de afspraken vastgelegd in het preliminair vredesverdrag van Hamburg (25 december 1641) - vrijgeleidebrieven te verzoeken voor de reis naar Munster en Osnabrück. Dit recht diende echter scherp onderscheiden te worden van het ‘ius belli ac pacis’ dat alleen de keizer toekwam. Volgens de ‘statuta et constitutiones’ van het Rijk mochten de standen (ordines) pas achteraf, op een rijksdag, beslissen of zij accoord wilden gaan met de vredesverdragen (Meiern, Westphälische Friedens-Handlungen I, p. 322-325, en Dickmann, Der Westfälische Frieden, p. 171-172).
-
voetnoot7
- In hun propositie, dd. 4 december 1644, hadden de keizerlijke gevolmachtigden het verdrag dat keizer Ferdinand II en koning Lodewijk XIII op 13 oktober 1630 in Regensburg hadden gesloten, voorgedragen als uitgangspunt van de onderhandelingen in Munster (Meiern, Westphälische Friedens-Handlungen I, p. 317-318).
-
voetnoot8
- Philipp Christoph von Sötern (1567-1652), bisschop van Spiers, keurvorst-aartsbisschop van Trier sinds 1624, had zich in 1631 onder de bescherming van Frankrijk geplaatst. Dit bondgenootschap kwam hem duur te staan, want in 1635 werd hij door de Spanjaarden gevangen genomen en een jaar later uitgeleverd aan de keizer. In april 1645 mocht hij Wenen verlaten (ADB XXVI, p. 50-69).
-
voetnoot9
- De Franse gevolmachtigden Claude de Mesmes, graaf van Avaux, en Abel Servien legden in hun antwoord op de keizerlijke propositie de nadruk op het feit dat koning Lodewijk XIII het ‘zogenaamde’ vredesverdrag van Regensburg nooit had geratificeerd; vgl. no. 6991 (dl. XV), en infra, n. 10.
-
voetnoot10
- Toen zij vernamen dat de keizerlijke gevolmachtigden voor hun onderhandelingen in Osnabrück de ‘Friedens-Puncte’ in het Zweeds-Saksische verdrag van 1635 (het ‘Schönebeck'sche Projekt’) nieuw leven wilden inblazen, verloren de Franse gevolmachtigden hun geduld met ‘noz partjes’ (de keizerlijken). In een brief aan Claude de Salles, baron van Rorté, Frans resident te Osnabrück, dd. 9 december 1644, schreven zij op verontruste toon: ‘Nous ne croyons pas qu'il soit besoin de faire remarquer à Messieurs les Ambassadeurs de Suède le dessein caché de noz parties dans les deux propositions qu'ilz ont faictes icy et à Oznabrug, puisqu'en nous demandant qu'on observe le pŕetendu traicté de Ratisbonne qui a tousjours esté désavoué et en proposant à ces Messieurs qu'on reprenne celuy qui a esté aultresfois projetté entre Monsieur le Chancelier Oxenstiern et
le Duc de Saxe, ilz font paroistre clairement l'envie qu'ilz auroient de nous
-
voetnoot10
- diviser en faisant avec chacun de nous des traictéz particuliers, puisque ceux dont ilz parlent ont esté aultresfois proposéz avant noz traictéz de confédération et en un temps où la face des affaires n'estoit pas comme grâces à Dieu elle se treuve aujourd'huy’ (Acta pacis Westphalicae; Die Französischen Korrespondenzen I, p. 727).
-
voetnoot11
- De Franse gevolmachtigden vonden de kwestie van de vrijlating van de keurvorst-aartsbisschop van Trier wel degelijk thuishoren onder de vredespreliminaria (Acta pacis Westphalicae; Diarium Volmar I, p. 233; Die kaiserlichen Korrespondenzen II, p. 86-87). In hun repliek beriepen zij zich op het preliminaire vredesverdrag van Hamburg en de daarin vervatte keizerlijke toezegging om de vorsten en standen vrijgeleidebrieven te verlenen (Meiern, Westphälische Friedens-Handlungen I, p. 8-10, en Acta pacis Westphalicae; Die Französischen Korrespondenzen I, p. 736-737 en p. 744-745).
|