7194. 1644 december 12. Van P. Spiring Silvercrona.Ga naar voetnoot1
Mijnheere,
Wat den heere generael Torstenson onder eigen hand aen mij geschreven, gelieve u. Exc.tie wt neffensgaende getranslateerde copye te sien.Ga naar voetnoot2 Gallas is wel van plaetse verandert,Ga naar voetnoot3 maer niet verbetert ende meent men dat die gansche armee tot eenen man toe in sich moet consumeren, daervan alrede seer goede beginselen sijn.Ga naar voetnoot4
Generael-lieutenant Baudis is wt Dennemarcken wederom te Dansick aengecomen,Ga naar voetnoot5 gaet vandaer nae Polen. Den heere veltmarschalck Horn heeft in Schoonen noch sijn hooftquartier tot Lundun.Ga naar voetnoot6 Den coning van Dennemarcken heeft daer buiten de guarnisoenenGa naar voetnoot7 niet één compagnie in 't velt, te geswijgen een armee, dewelcke hij nae Zeelant en Funen tot defentie overgeset heeft. Generael Baur is wt SchoonenGa naar voetnoot8 mede te GluckstadGa naar voetnoot9 aengecomen; men meent dat den coning derrewaerts gaet. Het continueert dat te Coppenhagen een groot hooft soude gestorven sijnGa naar voetnoot10 en weet men niet eigentlijck of het den oudsten prince is.Ga naar voetnoot11 Den coning van Dennemarcken soeckt mede eenige trouppes in Holstijn te brengen om den oversten Helm Wrangel met gewelt daerwt te drijven, dewelcke nae de veroveringe van Hadersleven een deel sijnder regimenten nae Jutlant in de quartiren heeft laeten gaen.Ga naar voetnoot12 Met de andere is hij Rippen gaen besetten, sijnde de gerotteerde Judlandsche boeren, daervan jongst mentie gemaackt,Ga naar voetnoot13 op het gerucht van sijne comste verdweenen ende met wegwerpinge van hun geweer yder sijns weegs geloopen. In Holstijn
| |
Bovenaan de brief schreef Grotius: Rec. 21 Dec.
|
-
voetnoot1
- Hs. Den Haag, ARA, Eerste afd., coll. Hugo de Groot, aanw. 1911 XXIII no. 13, 157. Niet ondertek. De brief is van de hand van Spirings secretaris Pieter Pels.
-
voetnoot2
- Zie no. 7192. De brief van de Zweedse veldmaarschalk Lennart Torstensson is niet overgeleverd.
-
voetnoot3
- De keizerlijken van Matthias, graaf Gallas, waren op 19/20 november naar Maagdenburg uitgeweken. Ruiters van de Zweedse opperbevelhebber Lennart Torstensson zetten de achtervolging in.
-
voetnoot4
- Een poging om enig voedsel binnen te halen moesten de keizerlijken bekopen met een haastige vlucht uit Eisleben en Stassfurt.
-
voetnoot5
- Wolf Heinrich von Baudissin (1579/1597-1646), voormalig Saksisch legeraanvoerder en sinds 1641 Pools gezant te Kopenhagen, zocht vrijwilligers voor dienst in het leger van koning Christiaan IV van Denemarken (DBL I, p. 493; Kong Christian den Fjerdes egenhændige breve V (1641-1644), p. 433, p. 439-441, p. 499 en p. 522-523 en p. 534).
-
voetnoot6
- ‘Lundun’ (Lund). De Zweedse veldmaarschalk Gustav Karlsson Horn had na het vertrek van het Deense koninklijke leger het vrije veld in Skåne (Schonen) gekregen.
-
voetnoot7
- Alleen de Deense garnizoenen van Malmö en Kristianstad hielden nog stand.
-
voetnoot8
- Vgl. no. 7181, n. 6. Maarschalk Anders Bille (Bilde) en generaal-majoor Frederick von Bauer hadden de manschappen van het Deense koninklijke leger nieuwe taken toegewezen op de eilanden Seeland en Funen (Gazette 1645, no. 3, dd. 7 januari 1645).
-
voetnoot9
- ‘Gluckstad’: waarschijnlijk een verschrijving voor Odense (no. 7178).
-
voetnoot10
- De dood van schout-bij-nacht Corfits Ulfeldt († november 1644 in Zweedse krijgsgevangenschap).
-
voetnoot11
- Later ging het gerucht dat niet
kroonprins Christiaan, maar de koning zijn einde zag naderen (Oxenst. Skrifter 2. afd., VIII, p. 604).
-
voetnoot12
- De Zweedse kolonel Helmut Wrangel nam na de herovering van het kasteel van Haderslev de beslissing om de mars naar de winterkwartieren in Jutland (Kolding, Århus en Ålborg) langs een westelijkere route (Ribe en Ringköbing) voort te zetten.
-
voetnoot13
- Zie no. 7181, n. 10. Volgens de Gazette 1644, no. 147, dd. 10 december 1644, maakten ook 500 infanteristen en 300 ruiters deel uit van de ‘samenrotting’ van Jutlandse boeren bij Kolding.
-
voetnoot14
- Prins Frederik, administrator van het aartsbisdom Bremen, bevelhebber over de Deense garnizoenssteden Glückstadt en Krempe, kon zijn lichtingen voor koninklijke legerdienst op Funen niet bewegen tot een uitputtende mars door het hertogdom Holstein naar de Middelvaart (Middelfart) (Gazette 1644, nos. 147 en 152, dd. 10 en 24 december 1644).
-
voetnoot15
- Begin december vertoonde de oorlogsvloot van de Zweedse generaal-majoor Karl Gustav Wrangel zich bij ‘Cuyck’ in de Köge Bugt (ten zuiden van Kopenhagen). Nadat de Zweden de blokkades in de Sont in kaart hadden gebracht, zeilden zij terug naar hun thuishaven Wismar (Kernkamp, De sleutels van de Sont, p. 108, en Oxenst. Skrifter 2. afd., VIII, p. 595-600).
-
voetnoot16
- De in de Fehmarnbelt buitgemaakte Deense oorlogsschepen Patientia en Oldenburg maakten de reis naar Stockholm. Het derde schip, vermoedelijk de Drie Leeuwen (Tre Løver), kon niet op tijd in de vaart worden genomen (Oxenst. Skrifter 2. afd., VIII, p. 593-595, p. 599 en p. 601).
-
voetnoot17
- De vlucht van Maria Eleonora van Brandenburg (1599-1655), echtgenote van koning Gustaaf II Adolf, uit het slot Gripsholm op 22 juli/1 augustus 1640. In de haven van Trosa (Södermanland) liet zij zich aan boord brengen van een boeier die de koning van Denemarken haar had toegestuurd. Drie Deense oorlogsbodems gaven haar een koninklijk geleide (nos. 4807 en 4817 (dl. XI), en SBL XXV, p. 151-159).
-
voetnoot18
- Nyborg (Funen) aan de Grote Belt. Admiraal Maerten Thijssen Anckarhielm zette vervolgens koers naar de haven van Göteborg. Toen de Deense blokkadeschepen voor de vesting Älvsborg de Zweedse Hollanders in het zicht kregen, weken
zij onmiddellijk naar het noordelijker gelegen Marstrand uit (‘Brieven van Louis de Geer’, in BMHG 29(1908), p. 287-289).
-
voetnoot19
- Valdemar Christian, graaf van Sleeswijk-Holstein, natuurlijke zoon van koning Christiaan IV van Denemarken, had de hand gevraagd van Irina, dochter van tsaar Michael Fedorovitsj. Omdat de graaf weigerde het geloof van de bruid aan te nemen, plaatsten de Moskovieten hem onder strenge bewaking. Na de dood van de tsaar, in juli 1645, mocht de ongelukkige eindelijk naar zijn vaderland vertrekken (DBL XV, p. 245-247, en Fridericia, Danmarks ydre politiske historie II, p. 384-386).
-
voetnoot20
- Nieuwsagenten in Danzig berichtten over de interventie van koning Wladislas IV van Polen (Gazette 1644, no. 152, dd. 24 december 1644).
-
voetnoot21
- De Osnabrücker stadspensionaris dr. Johann Heinrich Böger had op 21 november/1 december de officiële uitwisseling van de Zweedse en keizerlijke volmachten voltrokken (Acta pacis Westphalicae; Die kaiserlichen Korrespondenzen II, p. 77-78, en Die Schwedischen Korrespondenzen I, p. 412-413 en p. 423-425).
-
voetnoot22
- De gevolmachtigden in Munster en Osnabrück waren accoord gegaan met de termijn die de Munsterse bemiddelaars Fabio Chigi en Alvise Contarini hadden gesteld voor het indienen van de eerste proposities: zondag, 24 november/4 december 1644 (Acta pacis Westphalicae; Diarium Volmar I, p. 220-223 en p. 226-228).
|