In dorso schreef Reigersberch: Broeder de Groot, den 25 Juny 1644 uyt Paris.
|
-
voetnoot1
- Hs. Amsterdam, UB, coll. Diederichs, 30 B no. 19. Eigenh. oorspr. Niet ondertek. Beginnend bij ‘Men meent dat Lerida’, copie, afkomstig uit de briefwisseling van Grotius met P. Spiring Silvercrona, aanwezig te Stockholm, RA, E 1015 (bijlage bij een brief van P. Spiring Silvercrona aan J. Oxenstierna dd. 8 juli 1644).
-
voetnoot2
- De belegering van Gravelines (Grevelingen) door het leger van de ‘generalissimus’ Gaston van Orléans. In de Republiek was al bekend dat de stad nagenoeg ingesloten was; vgl. Briefw. C. Huygens III, p. 496-497 en p. 499.
-
voetnoot3
- Op 24 mei begon het leger van don Felipe de Silva het Franse bolwerk Lérida te beschieten. Op 30 juli gaf het garnizoen zich over (Sanabre, La acción de Francia en Cataluña, p. 257-259).
-
voetnoot4
- Prins Tommaso Francesco van Savoye verkende de mogelijkheden voor een aanslag van het Frans-Savoyaardse leger op het fort van Breme aan de Milanese zijde van de Po. Hij zond eenheden uit om de toegangswegen in de omgeving van Alessandria vrij te maken (Claretta, Storia della Reggenza II, p. 106, en Gazette 1644, no. 72, dd. 25 juni 1644). Onderwijl trof Antoine de Stainville, graaf van Couvonges, Frans-Savoyaards gouverneur van Casale, de laatste voorbereidingen voor de belegering van Ponzone (ten zuiden van Acqui) (Claretta, Storia della Reggenza II, p. 106).
-
voetnoot5
- Het Spaanse garnizoen van Finale Ligure.
-
voetnoot6
- Op 3 juni was het Frans-Weimarse leger van Henri de La Tour d'Auvergne, burggraaf van Turenne, bij Breisach de Rijn overgetrokken.
-
voetnoot7
- Johann Ludwig von Erlach, ‘Weimars’ gouverneur van Breisach, beschikte over aanwijzingen dat Konrad Widerholdt, gouverneur van de vesting Hohentwiel, niet op een breuk met Frankrijk wilde aansturen; infra, n. 12; Mémoires du maréchal de Turenne I, p. 8, en Lettres Mazarin I, p. 777 en p. 781-782.
-
voetnoot8
- De Zwabisch-Beiers-Lotharingse troepenmacht die in het najaar van 1643 het Frans-Weimarse leger had overrompeld, was uiteengevallen. Het verdroot hertog Maximiliaan I van Beieren dat veldmaarschalk Melchior von Hatzfeldt und Gleichen zijn volledige troepenmacht in Frankenland ter beschikking moest stellen van het expeditieleger dat keizer Ferdinand III de koning van Denemarken in het vooruitzicht had gesteld (Doc. Boh. VII, p. 99-101, nos. 258-268, p. 102 no. 273, p. 104 no. 282 en p. 107, nos. 290-294).
-
voetnoot9
- Nadat uit Praag de kanonnen naar het keizerlijke expeditieleger te Cheb (Eger) waren overgebracht, ving Matthias, graaf Gallas, zijn mars langs de Elbe aan. Over Plauen en Werdau baande hij zich een weg naar het noorden.
-
voetnoot10
- Aangekomen in Zeitz kregen de keizerlijken versterking van 5 regimenten uit het leger van veldmaarschalk Melchior von Hatzfeldt und Gleichen (22 juni). Omdat de veldmaarschalk niet gedisponeerd was om persoonlijk op het rendez-vous aanwezig. te zijn, nam generaal-majoor Vaclav Zahrádecký (Zahrádky) diens taken over (Doc. Boh. VII, p. 110-111, nos. 301-303).
-
voetnoot11
- Hertog Karel IV van Lotharingen had zich van het Zwabisch-Beierse leger van François de Mercy en Johan van Werth afgescheiden. Dit jaar stelde hij zijn leger ter beschikking van het Spaans gezag in de Zuidelijke Nederlanden; vgl. nos. 6872 en 6880, en Doc. Boh. VII, p. 103 no. 276.
-
voetnoot12
- De gouverneur van Hohentwiel (supra, n. 7) had met het aanknopen van onderhandelingen het gevaar van een langdurige belegering door de Zwabisch-Beiersen trachten te keren. Nu het Frans-Weimarse leger in aantocht was, schroefde hij zijn verlangens op. Toen hij ook nog het herstel van hertog Eberhard III (1614-1674) van Württemberg in diens landen wilde bedingen, verloren de onderhandelaars hun geduld; vgl.
Lettres Mazarin I, p. 725 en p. 781-782, en Rott, Hist. représ. dipl. VI, p. 32-33.
-
voetnoot13
- Louis II de Bourbon, hertog van Enghien, had toestemming gekregen om zijn leger te versterken met de Luikse lichtingen van de Franse troepenwerver Jean-Gaspard-Ferdinand, graaf van Marsin (Marschin). Omdat de recruten de beschutting van het Staatse garnizoen van Maastricht hadden opgezocht, moest hij hen halverwege tegemoet komen (Aumale, Histoire des princes de Condé IV, p. 574-575).
-
voetnoot14
- Het leger van de Luxemburgse gouverneur Johan van Beck, versterkt met soldaten van het Spaanse garnizoen van Frankenthal en eenheden van hertog Karel IV van Lotharingen, vormden een bedreiging voor de Franse legers in Picardië en Champagne (Aumale, Histoire des princes de Condé IV, p. 294-296).
-
voetnoot15
- De Zuidnederlandse gouverneur don Francisco de Melo en diens ‘gouverneur des armes’ Ottavio Piccolomini wilden de vesting Gravelines niet zonder slag of stoot opgeven (Briefw. C. Huygens III, p. 497).
-
voetnoot16
- De parlementsgezinde legerleiders Robert Devereux, graaf van Essex, en sir William Waller hadden hun troepen stellingen laten betrekken in de directe omgeving van Oxford.
-
voetnoot17
- Koning Karel I en de prins van Wales ontsnapten aan de belegeraars. In de eerste dagen van het beleg (begin juni) wachtten zij in Woodstock de ontwikkelingen af. Een week later voegden zij zich bij het koninklijke leger in Worcestershire (CSP Ven. 1643-1647, p. 106-107 en p. 110, en Briefw. C. Huygens III, p. 492).
-
voetnoot18
- De koningsgezinde legeraanvoerder William Cavendish, markies van Newcastle, trachtte stand te houden in York. Zijn garnizoen was echter niet opgewassen tegen een verenigd front van het Schotse expeditieleger en de Parlementslegers van Ferdinando Fairfax en Edward Montague, graaf van Manchester. De stad capituleerde op 16/26 juli 1644.
-
voetnoot19
- In maart 1644 was een delegatie van de ‘confederation of Kilkenny’ naar het hof te Oxford getogen. In ruil voor concessies aan de Ierse katholieken boden de ‘commissioners’ de koning een lichting van 10000 soldaten aan (A new history of Ireland III, p. 308-311; CSP Ven. 1643-1647, p. 81, p. 91, p. 95, p. 101 en p. 107, en Gazette 1644, no. 69, ‘extraordinaire du XXII juin 1644’: ‘Les propositions n'aguéres faites au Roy de la Grand'Bretagne, par les catholiques d'Irlande’).
-
voetnoot20
- De Engelse koninklijke ambassadeur lord George Goring had weer toegang gekregen tot het hof van koningin Anna van Oostenrijk. In juni meldde hij dat in Parijs met grotere welwillendheid geluisterd werd naar zijn voorstellen tot erkenning van de oude betrekkingen tussen de twee koninkrijken (CSP Dom. 1644, p. 259-261 en p. 378).
-
voetnoot21
- Tot deze conclusie kwamen de afgevaardigden op de Frankforter ‘Deputationstag’ op grond van Deense tijdingen over de zeeslagen in het ‘Diep van List’ (16/26 mei en 25 mei/4 juni) en een bericht over een geslaagde aanslag op wachtposten van de Zweedse veldmaarschalk Lennatt Torstensson bij Kolding (11 en 14 mei) (Kernkamp, De sleutels van de Sont, p. 86-87 en p. 91-92).
-
voetnoot22
- Soldaten van aartsbisschop Frederik van Bremen, generaal van het Deense leger, bedreigden vanuit Langwedel de Zweedse garnizoenen aan de Weser.
-
voetnoot23
- De Zevenburgse vorst György I Rákóczi handhaafde zich nog in de ‘Bergstädte’ (mijnbouwsteden) Kośice (Kaschau) en Preśov (Eperies).
-
voetnoot24
- De ambassade van Hermann, graaf van Czernin, naar het hof van sultan Ibrahim in Constantinopel. Op 9 juli verwierf de afgezant van keizer Ferdinand III een vrijgeleide van de pasja van Boeda (Ofen) (Doc. Boh. VII, p. 114 no. 317).
-
voetnoot25
- De graaf van Czernin zou de Sultan een kunstig bewerkte zilveren fontein aanbieden (Hammer, Histoire de l'empire ottoman X, p. 64-65).
-
voetnoot26
- Generaal-majoor Alberto Gaston Spinola, graaf van Bruay, en veldmaarschalk Rudolf, graaf Colloredo-Waldsee, maakten in Saksen de weg vrij voor de doortocht van het keizerlijke expeditieleger van Matthias, graaf Gallas, en veldmaarschalk
Melchior von Hatzfeldt und Gleichen (Gazette 1644, nos. 71 en 74, dd. 25 juni en 2 juli 1644).
-
voetnoot27
- Nadat de Zweedse generaal-majoor Hans Christoph, graaf van Königsmarck, zijn garnizoenen te Leipzig en Erfurt van nieuwe voorraden had voorzien, voerde hij zijn leger terug naar het aartsbisdom Bremen (Doc. Boh. VII, p. 104 no. 280).
-
voetnoot28
- Georg II (1605-1661), landgraaf van Hessen-Darmstadt, verdedigde zijn belangen in de Marburger erfkwestie tegen de aanspraken van landgravin Amalia Elisabeth van Hessen-Kassel en haar naaste Hessische verwanten (no. 6610 (dl. XIV)). Zijn zaak werd ter beslissing voorgelegd aan de keizer (Dickmann, Der Westfälische Frieden, p. 380-382, en Acta pacis Westphalicae; Die kaiserlichen Korrespondenzen I, p. 619).
-
voetnoot29
- De republiek Venetië had zich bij de Italiaanse vredesbemiddelaar kardinaal Alessandro Bichi beklaagd over de weigering van de paus en de kardinalen Barberini om de forten bij Comácchio in de delta van de Po af te breken. Tenslotte werd overeenstemming bereikt over het slechten van het fort van ‘Magnavacca’ (Gazette 1644, nos. 68 en 72, dd. 18 en 25 juni 1644).
-
voetnoot30
- Er bleven geschillen bestaan over de voltrekking van de vredesverdragen die paus Urbanus VIII op 31 maart te Ferrara met de republiek Venetië, groothertog Ferdinando II van Toscane, Francesco I d'Este, hertog van Modena, en Odoardo Farnese, hertog van Parma, had gesloten.
-
voetnoot31
- Frédéric-Maurice de La Tour d'Auvergne, hertog van Bouillon, had zich beschikbaar gesteld voor een hoge aanstelling in het leger van paus Urbanus VIII.
-
voetnoot32
- Het laatste nieuws putte Grotius waarschijnlijk uit de Gazette 1644, no. 72, dd. 25 juni 1644.
-
voetnoot33
- Koning Karel I liet de ‘commissioners’ van de ‘confederation of Kilkenny’ vertrekken met de belofte dat de onderhandelingen over een verdrag zouden worden voortgezet; supra, n. 19.
-
voetnoot34
- James Butler, graaf van Ormond, 's konings vertegenwoordiger in Ierland, werd belast met de werving van de Ieren die de ‘puriteinen’ in Engeland en Schotland moesten verslaan (CSP Ven. 1643-1647, p. 107).
-
voetnoot35
- James Graham (1612-1650), markies van Montrose, luitenant-generaal van de koning in Schotland, ontplooide activiteiten in het bisdom van Durham. Een hevige strijd werd gevoerd om het bezit van de kolenmijnen van Sunderland (DNB XXII, p. 316-319, en CSP Dom. 1644, p. 242, p. 255 en p. 257, en Gazette 1644, no. 72, dd. 25 juni 1644).
|