Ordines Bataviae conventum dissolveruntGa naar voetnoot10 ob privatas quorundam deputatorum causas, nulla fere re peracta, imo nec examinatis omnibus iis propter quos convenerant articulis, quod hoc rerum cardine in publicum posset esse exitiabile, nisi sub initium Martii iterum conventuri putarentur.
De causis belli Suedici in Danos pauca intelligimus; prodiit hic libellus qui Prodromus defensionis Suedicae inscribitur,Ga naar voetnoot11 sed praeter verba et voces nihil solidi continet. Res Anglicae malo sunt loco. ArchiepiscopusGa naar voetnoot12 maximo in periculo capitis versatur; accusationes eius sunt atroces, vitio ei vertitur quod sine mutatione reipublicae verti non posset; arguitur et de concepto iuramento,Ga naar voetnoot13 in quo nihil mali video. Haec ut plenius cognoscas exemplar mitto.Ga naar voetnoot14
Postquam haec scripsi, adiit me dominus Utenbogardus dixitque Gerwium in litteris ad se datis gratias egisse quod filium suum ad te receperis,Ga naar voetnoot15 se vero proxime ad te de concordia ecclesiarum aliquid scripturumGa naar voetnoot16 et Gerwii nomine gratias acturum, neque dubitare se quin Gerwius brevi idem facturus sit. Plura non addam, nisi quod omnia tua semper mihi curae erunt, sicut et hactenus fuerunt.
Deus interea te cum uxore, liberis et familia servet incolumem,
tibi obsequentissimus frater,
Guilielmus Grotius.
| |
Adres: A monsieur/monsieur Grotius, ambassadeur de la reine et couronne de Suede, à Paris.
Bovenaan de brief schreef Grotius: Rec. 24 Febr.
En in dorso: 15 Febr. 1644 W. de Groot.
|
-
voetnoot1
- Hs. Den Haag, ARA, Eerste afd., coll. Hugo de Groot, aanw. 1911 XXIII no. 24, 295. Eigenh. oorspr. Antw. op no. 6690, beantw. d. no. 6731.
-
voetnoot2
- Het Apologeticon adversus Satyram viri clarissimi Danielis Heynsii, cui titulus: Cras credo, hodie nihil. André Rivet en de Leidse hoogleraar Claude Saumaise spraken weldra het vermoeden uit dat Amsterdamse remonstranten de publikatie van deze anonieme kritiek op Heinsius' Cras credo, hodie nihil, sive Modus tandem sit ineptiarum, Satyra Menippea, Leiden 1621, op hun geweten hadden (Wulp, Catalogus Isaac Meulman I no. 2718; Bots-Leroy, Corresp. Rivet-Sarrau II, p. 218-220, en Leroy-Bots, Corresp. Saumaise-Rivet, p. 343). De auteur was de van socinianisme verdachte Pool Samuel Przypkowski (Jöcher, Gelehrten-Lexicon III, kol. 1796-1797, en VI (Ergänzungen), kol. 998-999; PSB XXIX, p. 227-232).
-
voetnoot3
- Het dossier met aantekeningen voor een bijgewerkte herdruk van Grotius' De iure belli ac pacis (BG nos. 571 en 572) was verzonden bij de brief van 16 januari 1644 (no. 6648).
-
voetnoot4
- Johan en Jacob de Groot studeerden aan het Amsterdamse Athenaeum Illustre. Al eerder had Willem de Groot zijn zonen ingeschakeld voor het onderhouden van de contacten met de drukkerij van dr. Joan Blaeu.
-
voetnoot5
- Cornelis en Dirk de Groot. De familie wachtte op de tijding dat de één emplooi had gevonden in het Venetiaanse leger en de ander was vrijgekomen uit Beierse krijgsgevangenschap.
-
voetnoot6
- Het Parlement van Parijs stelde nog een onderzoek in naar de toedracht van het duel dat op 12 december 1643 in Parijs was uitgevochten tussen Henri II de Lorraine, hertog van Guise, en Maurice de Coligny (Briefw. C. Huygens III, p. 466 en p. 469, en Bots-Leroy, Corresp. Rivet-Sarrau II, p. 221).
-
voetnoot7
- In Lyon hadden onbekenden de koeriersdienst op Italië overvallen. Waarschijnlijk hadden zij het gemunt op de correspondentie die kardinaal Jules Mazarin met Rome voerde.
-
voetnoot8
- Het strijdschrift van Odoardo Farnese, hertog van Parma, tegen paus Urbanus VIII en diens neven Francesco en Antonio Barberini.
-
voetnoot9
- De zoon van de Amsterdamse wijnkoper Isaak van Gerwen had zijn intrek mogen nemen in de statige ambtswoning van Grotius aan de rue des Saints-Pères.
-
voetnoot10
- De Staten van Holland gingen op 13 februari uit elkaar. Op 8 maart werd de vergadering hervat (Res. SH, dd 13 februari en 8 maart 1644).
-
voetnoot11
- In de Republiek werd de eer van de Zweedse kroon alvast verdedigd in de pamfletten ‘Seeckere poincten waer op gefondeert is d'oorlogh der Sweeden tegen de Deenen’; ‘Voor-Looper van het Sweedsche Manifest; Vertoont door een t'samen-sprekingh tusschen een Sweed ende een Deen’ en een ‘Kort ende klaer onder-soeck, of dese nieuwe oorlogh der Sweeden tegen de Deenen eenigh hinder sal doen, aan de goede ende gemeene saecken in Duytslandt’ (Knuttel, Cat. v. pamfl. nos. 5072, 5074 en 5074a).
-
voetnoot12
- William Laud (1573-1645), aartsbisschop van Canterbury, was in maart 1641 op beschuldiging van hoogverraad in hechtenis genomen (Ch. Carlton, Archbishop William Laud, Londen-New York 1987, p. 214-226). Op 16/26 januari 1644 werd de aanklacht in het Hogerhuis voorgelezen. De prelaat kreeg 6 dagen de tijd om zijn verdediging voor te bereiden (The Parliamentary History of England III (1642-1660), kol. 199, en CSP Ven. 1643-1647, p. 68).
-
voetnoot13
- De eed op de Constitutions and Canons Ecclesiasticall, treated upon by the archbishops of Canterbury and York, presidents of the convocations for the respective provinces of Canterbury and York, and the rest of the bishops and clergie of those provinces; and agreed upon with the kings Majesties licence in their severall synods begun at London and York, 1640; vgl. no. 5011 (dl. XII), en Gardiner, History of England
1603-1642 IX, p. 146.
-
voetnoot14
- Vermoedelijk het pamflet ‘Articulen van 't Huys der Gemeente in 't Parlement van Engelandt vergadert, tot mainteneringe van haer beschuldinghe tegens William Laud, aertz-bisschop van Canterbury, waer mede hij met hoogh verraet beschuldight wort ..., Amsterdam, bij Joost Broersz. na de copije van Londen ..., den 13 februarii 1644’ (Knuttel, Cat. v. pamfl. nos. 5050-5052).
-
voetnoot15
- De brief van de wijnkoper aan zijn ‘oom’ is niet opgenomen in Rogge, ‘Brieven en onuitgegeven stukken van Johannes Wtenbogaert’, in Werken HG, nieuwe reeks no. 22 (1631-1644), Utrecht 1875.
|