Briefwisseling van Hugo Grotius. Deel 15

[p. 140]

6713. 1644 februari 15. Van G. Keller.¹

Hochedler, gestrenger herr ambassadeur, hochgeneigter herr vnndt patron,

Obschon vnsere zeitungen jetzo so schlecht seindt, dass sie kein postgellt meritiren können, so lass ich doch keine ordinari gern ledig vorbey gehen, berichte demnach hiemit, dass die Dänische gesandten annoch zu Dellmenhorst² liegen, nicht waiss ich, ob sie den herrn general maior Königssmarck nicht trawen vnndt vmb desswillen beligen bleiben,³ oder aber ob sie vielleicht wieder anhero zukommen gedencken, welchess viell leuthe daher glauben, weiln sie alle logimenter noch bestellet, vnndt in der ordentlichen parade alle zimmer gelassen haben, gestallt sie sich also noch befinden. Von den graven von Awersperg gehet ein gerücht, ob hette er auch gedancken wegzuziehen⁴ vnndt wartete allein noch vff einen courrier den er desshalb, vff anlass dess Danischen wesenss nach Wien geschicket hette;⁵ zwar gedächte er seine raise so anzustellen, dass ess nur vff ein spatziren, von hier vff Münster angesehen sein sollte, von dar aber wurde er hernach förter gahr hinweg gehen. Ess seindt diesess aber vnbegründte discours, den wir keinen glauben noch zur zeit geben, sondern viellmeher ein besserss hoffen wollen. Der Frantzösischen gesandten ankunfft lasst sich noch zur zeit schlechtlich an, m[onsieu]r Servient soll voran raisen, m[onsieu]r d'Avaux aber noch eine zeitlang im Haag verbleiben,⁶ vnndt ist die beste hoffnung von ihnen, dass man ihrer in 14 tagen noch nicht vermuthen kan.

Man sagt, dass die Hessische ihre guarnisonen auss Cossfeldt vnndt andern orthen ziehen,⁷ vnndt ein starckess corpus gegen Hatzfeldt führen wollen.⁸ Immittelst aber sollen die örther von Staatischen völckern besetzet werden.

Ich verbleibe hiemit,

Ew. Exc. gehorsamber diener,
G.K. m.pa.

1 Hs. Den Haag, ARA, Eerste afd., coll. Hugo de Groot, aanw. 1911 XXIII no. 12, 91. Eigenh. ondertek. Georg Keller was secretaris van de Zweedse gevolmachtigde Johan Adler Salvius in Osnabrück.

2 Op 30 januari/9 februari hadden de Deense delegatieleden Gregers Krabbe en Christopher von der Lippe de vredesconferentie verlaten. Over Delmenhorst reisden zij door naar Bremen (Acta pacis Westphalicae; Die Schwedischen Korrespondenzen I, p. 161-162 en p. 166).

3 De Zweedse generaal-majoor Hans Christoph, graaf van Königsmarck, had zijn kwartier in Horneburg (tussen Stade en Buxtehude) opgeslagen.

4 De keizerlijke vredesonderhandelaar Johann Weichard, graaf van Auersperg, wenste inderdaad afgelost te worden (Acta pacis Westphalicae; Die kaiserlichen Korrespondenzen I, p. XXV, p. 258 en 264-265). In juli 1644 benoemde de keizer rijksraad Johann Maximilian, graaf Lamberg (1608-1682), tot zijn gevolmachtigde te Osnabrück (Acta pacis Westphalicae; Diarium Lamberg, p. XXVII-XXX).

5 Het verslag van het onderhoud dat de graaf van Auersperg kort na het uitbreken van de Zweeds-Deense oorlog mocht hebben met de Deense kanselier Just Høg. Op 27 januari 1644 werd dit poststuk door de keizerlijke kanselarij in ontvangst genomen (Acta pacis Westphalicae; Die kaiserlichen Korrespondenzen I, p. 209-218).

6 De Franse gevolmachtigde Claude de Mesmes, graaf van Avaux, aanvaardde op 8 maart de reis naar Munster. Zijn collega Abel Servien bleef in de Republiek achter om van een ziekte te herstellen. Zijn vertrek viel op 23 maart.

7 De Hessische garnizoenen in Coesfeld en Lippstadt.

8 In Den Haag had de Hessische bevelhebber Caspar, graaf van Eberstein, zijn krijgsplannen voor de komende zomer voorgelegd aan de Staten-Generaal en de Franse gevolmachtigden. Tijdens de conferentie sprak hij vooral over het gevaar van een militaire actie van de keizerlijke veldmaarschalk Melchior von Hatzfeldt und Gleichen in het noorden van Duitsland (Acta pacis Westphalicae; Diarium Volmar I, p. 77, en Die kaiserlichen Korrespondenzen I, p. 269 en p. 274-277).

Ossnab[rück], den 5. Februarii anno 1644.

Bovenaan de brief schreef Grotius: Rec. 2 Martii.