Briefwisseling van Hugo Grotius. Deel 14

6555. 1643 november 24. Van G. Keller.¹

Auss Stockhollm, vom 28. Octobris anno 1643.

Ihre königl. M[ajestä]t vnser allergnedigste königin ist von dehro leibessschwacheit davon iungst gemeldet worden, nunmeher durch Gottess gnade vollkomblich restituiret, vnndt haben Ihre M[ajestä]t gestrigess tages der allgemeinen versamblung der Reichssstände, da dieselben ihr bedencken vber die proponirten puncten zum ersten mahll eingebracht, in persohn beygewohnet.² Wirdt in dem haubtwercke apparentlich balt zum schluss kommen, vnndt allsdan vermuthlich zu einigen newen puncten geschriften werden. Der Portugisische extraord[inaris] ambassad[eu]r Roderige de Bothel ist dieser tagen mit gue-

1 Hs. Den Haag, ARA, Eerste afd., coll. Hugo de Groot, aanw. 1911 XXIII no. 12, 82. Oorspr. Georg Keller was secretaris van de Zweedse gevolmachtigde Johan Adler Salvius te Minden/Osnabrück.

2 De zieke koningin Christina had de openingszitting van de Zweedse rijksdag op 10/20 oktober niet kunnen bijwonen. Op 24 oktober/3 november vatte zij haar taken weer op (Svenska Riksrådets Protokoll X (1643-1644), p. 313-317 en p. 394-408).

[p. 719]

tem contento von hinnen³ zu lande nacher Collmar abgereiset, wirt von dannen nacher Wissmar vbersiegelen.

Sonsten haben wir sind den 18. huius dieser orhten einen vngewonlichen hefftigen winter gehabt mit vngeheurem schne vnndt harten nordwinden, nunmeher aber lesset sichss zum douwwetter an, vnndt wirt der schnee, so ehr geschwinde nach einander abgehet, ein gross gewässer verursachen. Die schiffarth vnndt handlung gehet ietzo hiesigen orthess stärcker alss den negst vergangenen sommer vber, nachdem man nemblich von den bissherigen proceduren im Sund⁴ viell nachgelassen, vnndt die hiesigen negocianten dessfalss nun nicht meher so schew seindt, sondern wiederumb etwass sicher werden. Die jenigen particuliren so bey denen bisshero daselbst fürgangenen sachen interessiret seindt, vnndt sich darinnen beschweret befinden, seindt alle ietzo nacher Odensee, woselbst die königin⁵ vnndt die Reichssräthe beysammen seindt, beschieden, mit gueter vertröstung das die sachen daselbst alle für Ihre M[ajestä]t selbst mit fleiss revidiret werden vnndt iederman billigmessigess contentement wiederfahren solle, dess eventss ist man gewertig.

Hamburgk, den 10. Novemb[ris].

Herr Königs[marck] hat den gen[eral] maior Cracaw in Bellgardt nun gantz eingeschlossen⁶ vndt demselben vfss newe 200 rheuter, so er nach Pohlen senden wollen, ruinirt vnndt viell beuth erobert. Zwischen dem könig von Pohlen vnndt ständen selbigen königreichess ist eine groesse vneinigkeit entstanden,⁷ desswegen, dass der könig vf der königin anhalten vnndt suchen dem gen[eral] maior Cracaw einigen beysprung gelaistet hat. Graff Wollmar soll mit seiner flotte vnndt denen Dänischen vnndt Mosscowischen gesandten in Preussen glucklich angelanget seint.⁸

Minden, vom 14. Novembris.

Nunmeher ists an dem dass morgen geliebts Godt der herr ambassadeur Salvius von hinnen vffbrechen vnndt vff Ossnabrugk anziehen wirdt, gestalt gestern schon die bagage

3 De Portugese gevolmachtigde dr. Rodrigo Botelho de Moraes vertrok eind oktober met een boodschap van koningin Christina naar Minden (Acta pacis Westphalicae; Die Schwedischen Korrespondenzen I, p. 61-63 en p. 212-214).

4 Zie de bijlage bij deze brief (Den Haag, ARA, Eerste afd., coll. Hugo de Groot, aanw. 1911 XXIII no. 12, 81: Die koniglichen Schwedischen herren Reichsrahtte schreiben an die Reichsrähtte in Dannemarcken, dd. 19/29 augustus 1643). Geschillen over de vaart door de Sont werden doorgaans geslecht voor het hof van de admiraliteit te Kopenhagen. Kwesties over geconfisqueerde schepen en goederen moesten echter ook voorgelegd worden aan de Deense koninklijke raad (Kancelliets Brevbøger 1642-1643, p. 582 en p. 585, en Fridericia, Danmarks ydre politiske historie II, p. 358).

5 Lees: ‘der könig’.

6 De Zweedse generaal-majoor Hans Christoph, graaf van Königsmarck, dreef de keizerlijken van Joachim Ernst von Krackow (Krockow) uit hun laatste Pommerse steunpunt Biaƚogard (Belgard).

7 De Polen vroegen zich af of zij doortocht moesten verlenen aan het keizerlijke expeditieleger. In zijn Memoriale (III, p. 151) schreef de Litouwse kanselier Albrycht Stanisław Radziwiłł: ‘[7-a decembris] Nova de transitu vel potius reditu Krokovii iterum ex Pomerania per Maiorem Poloniam in Silesiam, quam insecutus exercitus Sueticus ad confinia summo repleverat incolas terrore’.

8 De Deense prins Valdemar Christian, graaf van Sleeswijk-Holstein, kreeg op doorreis naar het hof van de tsaar een ontvangst door koning Wladislas IV en koningin Cecilia Renata van Oostenrijk aangeboden. In de omgeving van Vilnius mocht hij op 12 december deelnemen aan een koninklijke berenjacht (A.S. Radziwiłł, Memoriale III, p. 151-154).

[p. 720]

vorauss dahin geschicket worden.⁹ Der herr ambassad[eur] Oxenstirn wirdt aber ehe nicht folgen, ess seye dan die herren Frantzosen auch vorhanden. Vnter dessen seint vnter heutigen dato die convocations oder invitationsbrieffe an die stände aussgefertiget vnndt denselben behueffige pässe sowoll vom kayser alss vnserer legation, beygefügt worden.

9 De Zweedse gevolmachtigden Johan Oxenstierna en Johan Adler Salvius hadden in een schrijven van 14/24 november verscheidene Duitse rijksvorsten en steden uitgenodigd om vertegenwoordigers naar de plaats van de vredesconferenties te zenden; zie no. 6528. Na de afhandeling van deze zaak verliet Johan Adler Salvius zijn tijdelijke residentie in Minden. Op 27 november werd hij in Osnabrück gesignaleerd (Acta pacis Westphalicae; Die kaiserlichen Korrespondenzen I, p. 143).

Adres: A son Excellence monseigneur Grotius, ambassadeur de la reyne de Suede en France, à Paris.

Bovenaan de brief schreef Grotius: R[e]c. 13 Dec. 1643.

En in dorso: 14 Nov. 1643 Keller.