Briefwisseling van Hugo Grotius. Deel 14
(1993)–Hugo de Groot– Auteursrechtelijk beschermd6517. 1643 november 7. Aan N. van Reigersberch.Ga naar voetnoot1Mijnheer, Ick houde nevens uwe Ed. voor zeecker dat zoolang deze regeering in Vrancrijck blijft Neef oock t'zijnens het oorlogh zal doen duiren.Ga naar voetnoot2 Off men 'tselve Swede zal connen doen goedvinden, twijffele ick. Alle mijne ordre spreecken van de vrede te recommanderen. Ende uit alle edelluiden die hier comen verstae ick dat het rijck door het oorlogh ledigh blijft van volck ende de landen blijven ongebouwt. In de Vereenigde Nederlanden de lasten met het incomen te balanceren is lichter te zeggen dan te doen. Montaigu is een groote aenstoot in 't beginzel van de negotiatie van den grave van Harcourt aen de zijde van het parlement,Ga naar voetnoot3 ende aen de zijde van Vrancrijck de promotie van Cotington ende Dicby;Ga naar voetnoot4 de comste van de Schotten die Barwyck in handen hebben, een quaed incident.Ga naar voetnoot5 In Hollant staet te beduchten dat die den adel van de steden hebben afgescheurt oock eenige scheuring onder de steden zullen zoecken te brengen. Die de principale aendringers zijn geweest van deze reformatie hebben op haer stuck wel te letten. Zoo de zaecke misluckt, loopen zij peryckel. 't Woord van ordre in de zaecke van overstemming is vrij wat duister.Ga naar voetnoot6 De zuivering van de zee is hetgunt waer meest op moet werden gelet. Milord Goryn werdt hier verwacht.Ga naar voetnoot7 7 Novembris 1643. | |
In dorso staat in een onbekende hand: Den 7 Nov. 1643. |
|