Briefwisseling van Hugo Grotius. Deel 14

6329. 1643 juli 21. Van G. Keller.¹

Hochedler, gestrenger herr ambassadeur, hochgeneigter herr,

Dass meiner gewonheit vnnd schuldigkeit zuwieder, ich vergangene woche so weinig auffgewartet,² bitte ich gehorsamblich, Ew. Excell. solches in keinen vnbesten vermercken, sondern allein den damähligen vielen extraordinari geschäfften die schuld beimessen wollen.

Heut 8 tage frühe ist der herr ambassad[eu]r Oxenstiern³ bey vnss in vnsern logiment angelanget, vnndt erst am vergangenen sonnabendt wieder verreiset, ist zuruck vff Lawenburg gangen, passirt daselbst die Elbe, gehet vff Garleben in der Alten Marck, von dannen

1 Hs. Den Haag, ARA, Eerste afd., coll. Hugo de Groot, aanw. 1911 XXIII no. 12, 79. Eigenh. ondertek. Georg Keller was secretaris van de Zweedse ambassadeur te Hamburg, Johan Adler Salvius.

2 Kellers laatste brief dateert van 16/26 juni 1643 (no. 6280).

3 Johan Oxenstierna, de Zweedse gevolmachtigde ter vredesconferentie, was op 18/28 mei uit Stettin vertrokken. Later dan in de bedoeling lag arriveerde hij in Hamburg (4/14 juli). Op zondag 8/18 juli hervatte hij zijn reis naar Osnabrück. Overeenkomstig de mededelingen van Keller koos de gevolmachtigde de oostelijke route over Dömitz, Salzwedel, Celle, Hannover naar Minden (aankomst 23 augustus/2 september).

[p. 417]

an der rechten handt vff die königl. Schwed. guarnisonen an der Weser, vnndt entlich so fort nach Ossnabrugk. Wie balt der herr ambass[adeu]r Salvius folgen werde, kan ich noch nicht eigentlich wissen,⁴ dörfft noch woll ein tag oder vierzehn darauff gehen, dan S. Excell. nicht reisen werden, ehe sie wissen dass die Dänische gesandten im anzug seindt.⁵ Der könig in Denne[marck] ist noch mit selbigen zue Colldingen vber formirung der instruction begrieffen. Der graff von Awersperg⁶ hat einen courrier dahin geschicket, dem könig zu complimentiren vnndt valediciren, bey dessen, noch diese woche vermuhteter zuruckkunfft er vffbrechen vnndt nach Ossnabrugk gehen will. Graff Johan Ludwig zue Nassaw-Catzenelnbogen,⁷ keyserl. Reichshoffrath, gehet nach Münster. Wer ihrer beeden mitdeputati sein mögen, waiss ich noch nicht aigentlich.⁸ Man maint dass theilss der Spanischen gesandten nunmeher zue Munster ankommen, oder doch nicht weit meher davon sein werden. Der marques de Castel Rodrigo⁹ hat vff seiner dahin raise an einem vornehmen Teutschen furstenhoff sich verlauten lassen, dass die differentzen zwischen Spanien vnndt Franckreich, dass mehr vnndt gröesserntheilss vnter der handt albereits abhandelt seyen, vnndt geschehen die ambassaden nur vmb der eusserlichen ceremonien vnndt solennisation willen, wurde auch in weinig monaten nach der zusammenkunfft der schluss an tag kommen. Obss also sein vnndt erfolgen werde, oder aber dergleichen discours allein, diffidentz zwischen Schweden vnndt Franckreich zumachen, zielen, dass wirdt die zeit an tag bringen.

Von den armeen in Mähren haben wir nichts gewisses, ohne dassjenige, so vnss dess feindts eigene avisen davon mittheilen. Der obriste Helm. Wrangell¹⁰ soll mit 3000 pferden biss in angesicht Wien gestraifft haben, vnndt Hoffkirch,¹¹ alss er mit etwa 1500 man zu Gallas gewollt, vnterwegens geschlagen vnndt gefangen worden sein, worvon wir noch der gewissheit erwarten mussen. Herr Könings[marck] lieget vmb Osterwyck vnndt Horn-

4 Johan Adler Salvius wachtte nog een kleine maand in Hamburg. Na een reis over Stade, Verden, Nienburg bereikte hij Minden op dezelfde dag als zijn collega Johan Oxenstierna (Acta pacis Westphalicae; Die Schwedischen Korrespondenzen I, p. XXIX).

5 De Deense delegatie, bestaande uit kanselier Just Høg (1584-1646) (DBL VII, p. 31-33), Gregers Krabbe (1594-1655) (DBL VIII, p. 201-202), Christopher von der Lippe (1585-1652) (DBL IX, p. 89-90) en de Hamburgse domdeken Lorenz Langermann (1595-1658) (ADB XVII, p. 683), was op 26 augustus/ 5 september voltallig in Osnabrück aanwezig; (o.c; Die Schwedischen Korrespondenzen I, p. XXVIII en p. 22-23).

6 De keizerlijke vredesonderhandelaar, rijkshofraad Johann Weichard von Auersperg, maakte in nog geen tien dagen de reis van Hamburg naar Osnabrück (Acta pacis Westphalicae; Die kaiserlichen Korrespondenzen I, p. 14-15 en p.24).

7 Johann Ludwig (1590-1653), graaf van Nassau-Hadamar, sinds 1636 lid van de keizerlijke hofraad, was in 1638 betrokken geweest bij de voorbereiding van de Keulse vredesconferentie. Op 23 juni 1643 ontving hij van de keizer de benodigde documenten voor zijn reis naar Munster (ADB XIV, p. 258-260).

8 De plaatsvervangende onderhandelaars waren Johann Baptist Krane (ca. 1600-1672) en dr. Isaac Volmar (1582-1662) (Acta pacis Westphalicae; Die kaiserlichen Korrespondenzen I, p. XXI).

9 In Hamburg gingen de aldaar aanwezige diplomaten van de veronderstelling uit dat Manuel de Moura y Corte Real, markies van Castel Rodrigo, ambassadeur van koning Philips IV te Wenen, naar Munster zou gaan (Doc. Boh. VII, p. 27-28 no. 12). De koning van Spanje maakte op 5 juli echter bekend dat hij liever zag dat de markies zich beschikbaar hield voor het aanvaarden van een taak in het bestuur van de Zuidelijke Nederlanden (Correspondance de la Cour d'Espagne; Les affaires des Pays-Bas III, p. 467).

10 De in het leger van de Zweedse opperbevelhebber Lennart Torstensson dienende kolonel Helmut Wrangel (ca. 1600-1647) kwam met zijn ruiters zes mijl vóór Wenen te staan (BLS XXI, p. 156-157, en Acta pacis Westphalicae; Die Schwedischen Korrespondenzen III, p. 276 en p. 547).

11 De in 1637 overgelopen Zweedse luitenant-generaal Lorenz von Hoffkirchen, thans commandant van het keizerlijke leger in Silezië, was begonnen met het overbrengen van zijn leger naar het hoofdkwartier van de keizerlijke bevelhebber Matthias, graaf Gallas, ten zuidoosten van Brno. In die opzet leek hij te slagen (Gazette 1643, no. 95, dd. 1 augustus 1643).

[p. 418]

burg,¹² hat Halberstadt berennet, vnndt maint man nunmeher, dass er die attaque dess orths werde begonnen haben. In der Alten [Marck] haben sich newlich fast in 1000 bawren zusammen rottirt vnndt dem obrist leutenant Bähren¹³ nicht allein den pass verwaigert, sondern auch gahr feindtlicher weise einfallen wollen. Ess hat aber dieser sie also empfangen, dass sie in die 300 todt- vnndt gefangener alss zeugen ihres frevelss, im stich lassen mussen.

Alhier werden die newlich angenommene compagnien wieder cassirt, ich hoff ein guther theill davon soll vnss zu theill werden, gestallt schon viell officiers vnndt soldaten sich besprechen lassen, auch theilss selbst offerirt haben.¹⁴ Der obriste Both¹⁵ ist hier vnndt zu Lubeck in newer werbung begrieffen, hat aber, vielleicht wegen voriger kundtschafft, noch schlechten zulauff. Der general commissarius Pfuhl¹⁶ vnndt obrister Pentz¹⁷ depreciren nun in Schweden, dieser gehet mit graff Woldemarn nach Musscovien, woselbst die bewuste heurath noch für sich gehen soll.

Herr Benedict Oxenstirn, gubernator in Liefflandt, hat diese welt gesegnet.¹⁸ Von Schwed- vnndt Dänischen sachen ist, weiln von selbigen orthen nichts weiterss notables einkommen, nichts zuberichten. Darumb ich hiemit schliesse, vndt Ew. Excell. dess Höchsten starcken schutz zu allem wollergehen getrewlich empfehle,

Ew. Excell. gehorsambster diener,
G. Keller m.p.

12 Het expeditieleger van de Zweedse generaal-majoor Hans Christoph, graaf van Königsmarck, verwierf met de blokkade van de plaatsen Osterwieck en Hornburg een goede uitgangspositie voor een aanval op Halberstadt (24-26 juli 1643); vgl. Doc. Boh. VII, p. 32 no. 31.

13 Volgens de Gazette 1643, no. 95, dd. 1 augustus 1643, reisde de Zweedse overste Behr (Svenska Riksrådets Protokoll X (1643-1644), p. 160-161) met 800 ruiters de gevolmachtigde Johan Oxenstierna tegemoet. Aangekomen bij de plaats Lüchow werd het gezelschap staande gehouden door protesterende boeren.

14 De Zweden stelden Mecklenburgse en Pommerse lutheranen die dienst wilden nemen in hun legers een hoge soldij in het vooruitzicht (Doc. Boh. VII, p. 32 no. 31).

15 De Mecklenburgse edelman Herman Bothe wierf ruiters voor het keizerlijke leger; vgl. no. 5924 (dl. XIII).

16 Generaal-majoor Adam von Pfuel (no. 6035) had dit voorjaar eervol ontslag uit Zweedse dienst gekregen. Zijn militaire loopbaan dacht hij nu voort te kunnen zetten in dienst van koning Christiaan IV van Denemarken (Acta pacis Westphalicae; Die Schwedischen Korrespondenzen I, p. 63).

17 Graaf Christian von Pentz (ca. 1600-1651), gouverneur van Glückstadt. Door zijn huwelijk met een dochter van de Deense koning was hij de zwager van de trouwlustige Valdemar Christian, graaf van Sleeswijk-Holstein (DBL XI, p. 252-253; Biographisches Lexikon für Schleswig-Holstein und Lübeck VIII, p. 273-279).

18 Gouverneur Bengt Bengtsson Oxenstierna was op de 9^de juni 1643 in Riga overleden; zie no. 6320.

Datum Hamburgk, den 11. Iulii anno 1643.

Herr ambassadeur Oxenstirn hatt schon gestern die Elbe passirt, vndt weiln scheinet, dass noch künfftige woche auch der herr ambass[adeu]r Salvius folgen werde, so bittet er Ew. Exc. hinfüro, wass sie in Schweden referiren, anhero an h[errn] Jacob Verporten¹⁹ zu dressiren, vndt ein duplicat davon jedesmahl an die ambassade nacher Ossnabrück, vber Cölln oder Ambsterdamb, zu schicken, sich gefallen lassen wollen, etc.

19 Jacob Adriaensz. Verpoorten, koopman te Hamburg; vgl. no. 4711 (dl. XI), en Een rondgang langs Zweedse archieven, p. 162.

Bovenaan de brief schreef Grotius: Rec. 11 Aug.