γαμετή dicitur exacti temporis respectu. Locum citavimus ad Matth. XIV, 4.Ga naar voetnoot8 Miratur quod dixerim gaudere me quod Jacobi epistolam ipse recipiat,Ga naar voetnoot9 quasi de eo nemo dubitet illius gregis. At aperte dubitat Cocceius.Ga naar voetnoot10 MolinaeumGa naar voetnoot11 dicit studuisse paci.Ga naar voetnoot12 At causa cur non e Gallia relegatus sit, sed ipse in Galliam venire non audeat haec est, quod ad regis manus pervenit eius epistola scripta ad regem Jacobum, in qua eum excitat ad opem ferendam Palatino electo in Bohemiae regem, addito, ni id faciat, quid de ipso sperare possint qui sunt in Gallia reformati.Ga naar voetnoot13
Illud quoque observatu non indignum: in libro Riveti contra Mileterium Rotomagi edito intra annum qui nunc exiit, sub titulo ‘Responses à trois lettres avec la défense du sieur Rivet contre les calomnies et suppositions du sieur Militière’, p. 103,Ga naar voetnoot14 haec legi: ‘Il y a long-temps que j'ay appris que la paix avec le pape et ceux de nostre profession seroit une guerre contre Dieu. La paix avec l'Espagnol regarde directement les interests du siecle et ne choqueroit pas la conscience si elle se faisoit sous raisonnables conditions, comme elle s'est autrefois faite en France.’ Paces in Gallia factae regem Galliae ut regem reformatorum non minus quam aliorum agnoscunt.Ga naar voetnoot15 Si quis de tali pace in Batavis ageret,
| |
nonne pro perduelli haberetur? Cum Borborgi convenissent Hispaniae et Angliae legati de pace acturi, Ordines Foederati neminem eo mittendum censuere, neque voluere se ei miscere negotio. At ecclesiarum ministri in Angliam misere, invitis Ordinibus, cum mandatis ut rogaretur regina in pace facienda curam gerere romanae religionis, id est, ut reformatae religionis custodem faceret regem Hispanum.Ga naar voetnoot16 BezaGa naar voetnoot17 multis Batavis dixit,Ga naar voetnoot18 si rex Hispaniae religioni reformatae libertatem relinqueret, nihil esse causae cur non eius imperium a Batavis agnosci debeat.
Maresii tomos duos non est quod ad me mittas. Ego eos hic inveni ac mihi comparavi.Ga naar voetnoot19 Tecum sentio nulla ratione facilius ad concordiam rediri posse, quam si tollantur per episcopos ea quae bonis moribus adversantur et quae res sacras venales faciunt et quae superstitionis manifestae sunt; deinde si vera doctrina clare omnibus proponatur.Ga naar voetnoot20
Pergunt doctores in vertendis sacris literis in sermonem vulgarem.Ga naar voetnoot21 Graeca illa contra Cyrillum et Latina pleniora velim quaeras et ad nos mittas.Ga naar voetnoot22 Florum sparsio habebit forte aliquid quod literatos delectet.Ga naar voetnoot23
Literas a Suedia accepi, ut cum rege de bello ac pace colloquar.Ga naar voetnoot24 Reginae Anglicanae vicem doleo. Multum illa et terris iactatur et alto.Ga naar voetnoot25 Sed Deus ut spero eius pietatem respiciet.
Saluta, quaeso, uxorem tuam liberosque. Natalis tibi saepe felix redeat,Ga naar voetnoot26
tibi obligatissimus frater,
H. Grotius.
| |
22 Februarii 1643.
De Anthologia te et dominum Vossium rogoGa naar voetnoot27 cogitetis.
|
-
voetnoot1
- Gedrukt Epist., p. 948 App. no. 640. Antw. op no. 6079, beantw. d. no. 6113. De datum [21] februari past beter in de wekelijkse reeks brieven.
-
voetnoot2
- Ten huize van Grotius rouwde men om de dood van Aeltgen Borre van Overschie.
-
voetnoot3
- Grotius toonde zijn waardering voor de trouwe diensten die de bejaarde theoloog Johannes Wtenbogaert de familie steeds bewees.
-
voetnoot4
- Het ‘dossier Rivet’ moest stukken bevatten die te zijner tijd gebruikt konden worden tegen de Apologeticus pro suo de verae et sincerae pacis ecclesiae proposito, contra Hugonis Grotii Votum van de Haagse hofpredikant André Rivet (BG no. 298 en BsG no. 319).
-
voetnoot5
- De passage die Grotius thans bekritiseert, is in de Apologeticus te vinden op p. 175-179 (de coelibatu sacerdotum). Zie ook Opera omnia theologica III (BG no. 919), p. 714 r. 34 A.
-
voetnoot7
- Josephus, Antiquitates Judaicae 18, 137.
-
voetnoot8
- De Annotationes in libros Evangeliorum (BG no. 1135), ad Matthaeum cap. 14, 4 ‘Non tibi licet’. Zie Opera omnia theologica (BG no. 919) II, 1, p. 147-148, en III, p. 714.
-
voetnoot9
-
Apologeticus, p. 271-281 (de canonicis scripturis), naar aanleiding van een opmerking van Grotius in zijn Animadversiones in animadversiones Andreae Riveti (BG no. 1175): ‘Gaudeo dominum Rivetum non accedere iis qui Jacobi epistolam reiecerunt’.
-
voetnoot10
- Johannes Cocceius (1603-1669), geboren te Bremen, hoogleraar te Franeker in de oosterse talen (1636) en sinds 1643 ook hoogleraar in de theologie. In 1650 aanvaardde hij een leeropdracht aan de Leidse hogeschool. Tijdens zijn Franeker ambtsperiode schreef Cocceius een commentaar op Grotius' Commentatio de Antichristo, Amsterdam 1640 (BG no. 1100). Het werk werd in 1641 uitgebracht onder de titel Brevis repetitio quorundam illustrium locorum Veteris et Novi Testamenti, qui de Antichristo agunt (BsG no. 300). In de inleidende paragrafen van dit werk plaatste hij enkele kanttekeningen bij ‘de canonicis scripturis’, maar aan de authenticiteit van de brief van Jacobus liet hij weinig twijfels bestaan. Grotius zal later in zijn Rivetiani Apologetici ... discussio (BG no. 1195) schrijven: ‘Is qui Jacobum accusavit
mendacii, fuit Andreas Althamerus. Liber editus est Argentorati anno MDXXVII’ (Opera omnia theologica III (BG no. 919), p. 722 r. 29 B).
-
voetnoot11
- Pierre Du Moulin (1568-1658), sinds 1621 hoogleraar in de theologie te Sedan, had onder het pseudoniem Hippolytus Fronto Caracotta een Strigil adversus Commentationem authoris anonymi ad loca quaedam Novi Testamenti quae de Antichristo agunt gepubliceerd (BsG no. 298).
-
voetnoot12
- Rivet was teruggekomen op een opmerking van Grotius in diens Votum pro pace ecclesiastica (BG nos. 1183 en 1184) ‘ad articulum XIV’: ‘Ego vero Frontoni regem suum infensum facere adeo non volui, ut nihil agam impensius, quam ut eum et alios istius gregis reducam bonis legibus in regis gratiam. Quod si Fronto ideo quod et in Gallia et extra Galliam paci studuit, abest a suis, doleo, et ei res opto secundiores: adiutem etiam eum, si possim’. Op p. 111 van zijn Apologeticus (ad articulum XIV) merkte de Haagse hofpredikant op: ‘Hic non agitur de articulo ullo inter nos controverso. Dominus Grotius pessima illatione, ad invidiam, ex odio quo flagrabat in Frontonem (novit quis ille fiet) conficta, illum accusabat quod non pateretur regem christianissimum inter bonos haberi; cum tamen de rege christianissimo ne quidem per somnium tunc cogitasset’.
-
voetnoot13
- De herinneringen van Grotius gaan terug naar de periode dat de felle theoloog in
nauw contact stond met koning Jacobus I van Engeland. Aan deze vorst was de brief gericht waarin gepleit werd voor steun aan keurvorst Frederik V, koning van Bohemen. De bewuste brief werd door George Villiers, hertog van Buckingham, onder de aandacht van koning Lodewijk XIII gebracht (1620). Buitengewoon misnoegd was de Franse vorst over de passage waarin Du Moulin verklaarde dat alle hoop van de protestanten op de koning van Engeland was gevestigd (L. Rimbault, Pierre du Moulin, p. 219-221, en Actes ecclesiastiques et civils de tous les synodes nationaux II, p. 272-275).
-
voetnoot14
- Het betreft hier de Response à trois lettres du sieur de La Milletière sur ses moyens de réunion en la religion par André Rivet ..., Quévilly (= Rouaan) 1642 (Bots-Leroy, Corresp. Rivet-Sarrau I, p. 218).
-
voetnoot15
- Drie weken na ondertekening door koning Hendrik IV van het Edict van Nantes (13 april 1598) werd te Vervins het Frans-Spaanse vredesverdrag gesloten.
-
voetnoot16
- In het voorjaar van 1588 hadden te Bourbourg wapenstilstandsbesprekingen plaatsgevonden tussen vertegenwoordigers van koningin Elisabeth van Engeland en de gouverneur van de Spaanse Nederlanden (CSP Foreign 1588I, p. XXVI-XXVII, en CSP Foreign 1588II, p. 94-97). Aan de conferentie wensten de Staten-Generaal niet deel te nemen. Dit besluit zaaide verontrusting onder de predikanten. Zij namen op een vergadering die in Utrecht werd gehouden het besluit om zelf van de Engelse koningin te vernemen wat haar voornemens waren ten aanzien van de religie. Bij nader inzien hielden de Hollandse kerken zich liever buiten deze zaak, zodat de delegatie die in de tweede helft van juni 1588 in Engeland aankwam alleen kon spreken namens de kerken van Gelderland, Zeeland, Utrecht, Friesland en Overijssel (Bor, Nederlantsche oorloghen, boek XXIV, fol. 74r-85r).
-
voetnoot17
- Théodore de Bèze (1519-1605), hoogleraar te Genève, had in zijn Du droit des magistrats sur leurs subiects, 1574, de theorie ontwikkeld van het recht om in opstand te komen tegen een vorst die de ‘ware religie’ niet in bescherming neemt (P. Mesnard, L'essor de la philosophie politique au XVIe siècle, p. 309-326 en p. 364-370, en Q. Skinner, The foundations of modern political
thought II, p. 302-348).
-
voetnoot18
- Een van hen was ongetwijfeld Johannes Wtenbogaert.
-
voetnoot19
- Het door Willem de Groot reeds in november 1642 aangeschafte exemplaar van de Concordia discors et Antichristus revelatus van Samuel Desmarets (Maresius) (BG no. 1130; BsG no. 318).
-
voetnoot20
- Een mening die Willem de Groot onder meer uiteenzette in een brief van 14 juli 1642 (no. 5788 (dl. XIII)).
-
voetnoot21
-
La Saincte Bible. Nouvelle traduction ... tres conforme à la Vulgaire du Pape Sixte V ... (par Jacques Corbin), 8 delen, Parijs 1641-1643.
-
voetnoot22
- Een uitgave was in voorbereiding van Cyrilli Lucaris ... Confessio Christianae fidei. Cui adiuncta est gemina eiusdem Confessionis censura synodalis, una a Cyrillo Berrhoeensi, altera a Parthenio ... promulgata. Omnia Graece et Latine; vgl. Bots-Leroy, Corresp. Rivet-Sarrau III, p. 218-220.
-
voetnoot23
- De Florum sparsio (BG no. 791); de Amsterdamse uitgevers Blaeu en Janssonius verzorgden herdrukken van dit werk (BG nos. 792 en 793).
-
voetnoot24
- Het schrijven van koningin Christina van Zweden dd. 7/17 januari 1643 (no. 6044).
-
voetnoot26
- Willem de Groot had op 10 februari zijn 46ste verjaardag gevierd.
-
voetnoot27
- De Amsterdamse hoogleraar Gerardus Joannes Vossius had beloofd een helpende hand te zullen reiken bij het persklaar maken van Grotius' Anthologia Graeca (BG no. 534).
|