Briefwisseling van Hugo Grotius. Deel 14

6082. 1643 februari 10. Van G. Keller.¹

Hochedeler, gestrenger herr ambassadeur, hochgenaigter herr vndt patron,

Sint meinem am 27. dieses gegebenen bericht² ist von den arméen nichts weiters alhier einkommen.³ In Dennemarck ist mann im werck begrieffen gegen nechstkünfftigen Aprilis die schiffflotte, dem gebrauch nach, fertig zu halten. So geschehen auch schon praeparatoria gegen das im April zu Coppenhagen angestellte ertsbischoffl. Bremische⁴

1 Hs. Den Haag, ARA, Eerste afd., coll. Hugo de Groot, aanw. 1911 XXIII, no. 12, 69. Eigenh. ondertek. Georg Keller was secretaris van de Zweedse ambassadeur te Hamburg, Johan Adler Salvius.

2 Brief no. 6072, dd. 27 januari / 6 februari 1643.

3 De hoofdmacht van het Zweedse leger lag nog steeds voor de Saksische stad Freiberg.

4 Frederik (1609-1670), de latere koning Frederik III, jongere zoon van koning Christiaan IV van Denemarken, was sinds 1636 administrator van een aantal Noordduitse bisdommen, waaronder het aartsbisdom Bremen. In oktober 1643 huwde hij te Glückstadt Sofia Amalia van Braunschweig-Lüneburg (1628-1685) (DBL IV, p. 530-536, en G. Lorenz, Das Erzstift Bremen und der administrator Friedrich während des Westfälischen Friedenskongresses, Munster 1969).

[p. 85]

beylager,⁵ vmb welche zeit auch wieder ein herrentag⁶ daselbst soll gehalten werden. Immittelst lässt der könig die örther an den gräntzen fortificiren, welche zu besichtigen I. M[ajestä]t ehistens einen tour herumb zu thun willens sein sollen.

Die königl. fr[au] wittib zu Schweden⁷ befindet sich bald zu Coppenhagen, bald vff dem ihr eingeraumbten guth Gotturp, vndt ist von ihrer raise nach Preussen noch wenig zu vernehmen.

Der nach Engellandt gewesene Dänische ambass[adeur] ist vnverrichter dingen - wie sie schreiben - wieder nach hauss kommen,⁸ die beede mitgehabte schiffe sollen zu aussladung der munition nicht haben gelangen können, vndt dess wegen vnter Norwegen wieder damit angelangt sein.

Die in Schlesien gewesene Hoffkirchische trouppen,⁹ nach dem sie vor Oppeln ezliche huntert mann sitzen lassen, sollen, wie auch, wass noch in Mähren vndt Östereich vorhanden gewesen, nach Böhmen gangen sein. In Pohlen gehet der reichstag vor sich,¹⁰ die landttage aber sollen sich maist ohne effect zerschlagen haben, worauss gemuthmasst wirdt, dass es vffs königs seiten mit schlechter frucht abgehen werde, weilen viel malcontenten vorhanden seind, vndt noch newlich wegen vbergebenen generalats in Posen¹¹ deren noch mehr gemacht worden. Im vbrigen stehets noch in vorigen terminis, darumb ich hiemit schliesse, stäts verbleibend

Ew. Excell. gehorsambster diener,
G. Keller m.pa.

5 ‘Beilager’, de ceremoniële bijslaap van prins Frederik.

6 Militaire en politieke zaken zouden behandeld worden op de ‘Herredag’ (landdag) die op 17 april a.s. in Kopenhagen bijeen moest komen (Kancelliets Brevbøger 1642-1643, p. 363).

7 In Denemarken resideerde sinds juli 1640 de Zweedse koningin-weduwe Maria Eleonora van Brandenburg (1599-1655). In augustus 1642 begonnen Brandenburgse gezanten te werken aan een eervolle terugkeer van de koningin naar haar oude vaderland; vgl. Urk. u. Act. XXIII-1, p. 38.

8 Eind november gingen vier Deense schepen met wapens ten behoeve van de koninklijken voor anker in de haven van Newcastle. Een van de schepen vervoerde een Deense militaire delegatie onder leiding van ambassadeur Corfits Ulfelt (1606-1664), stadhouder van Kopenhagen (DBL XV, p. 137-143). Op de terugreis hield de delegatie nog enige dagen verblijf in de Republiek (Gazette 1643, no. 9, dd. 17 januari 1643).

9 Het leger van de in 1637 overgelopen Zweedse luitenant-generaal Lorenz von Hoffkirchen, thans commandant van het keizerlijke leger in Silezië (Doc. Boh. VI, p. 209 no. 534 en p. 484 no. 1497).

10 De Poolse rijksdag werd op 12 februari in Warschau geopend (A.S. Radziwiƚƚ, Memoriale III, p. 118-120).

11 Vermoedelijk gaat het hier om een kwestie die op de rijksdag aanhangig werd gemaakt door de opvolger van de in oktober 1642 overleden ‘generalis Maioris Poloniae’ Stanisƚaw Przyjemski (A.S. Radziwiƚƚ, o.c., p. 112 en p. 120).

Hamburg, den 31. Ian[uarii] 1643.

Bovenaan de brief schreef Grotius: Rec. 4 Martii.