Briefwisseling van Hugo Grotius. Deel 13
(1990)–Hugo de Groot– Auteursrechtelijk beschermd5905. 1642 oktober 3. Aan N. van Reigersberch.Ga naar voetnoot1Mijnheer, 't Is mij lief dat uEd. wel in Den Hage is gearriveert.Ga naar voetnoot2 Die van Hollant willen het recht, zoo ick sie, bij haer verzuimt, hervatten in een occasie die niet zeer favorabel en is, alzoo de tractaten vanwegen de Vereenigde Nederlanden gemaect | |
zijn met den coning, ende de Staten-Generael geen ongelijck en hebben, zoo mij dunct, dezelve te maincteneren. Doch eenige zeggen tot voordeel van die van Hollant dat voor dezen eenpaerige resolutie bij de provinciën was genomen van noch den coning, nochte het parlement te assisteren, welcke resolutie zij zeggen zonder haere kennisse ende consent niet verandert en heeft connen werden.Ga naar voetnoot3 De deliberatie van iet te statueren tegen monsieur Germain is buiten apparentie van reden.Ga naar voetnoot4 De coninginne van Engellant meene ick niet dat zoo haest zal vertrecken, ofte zoo zij vertreckt, eer in Vrancrijck comen als gaen nae Engelant, alwaer men zegt dat den coning delibereert van te vertrecken nae Ierlant. De questie met de heer Spierinck heeft goede consideratiën. Gepresupponeert dat men de residenten aldaer, uitgenomen de titulen ende preseantie, in de reste tracteert als ambassadeurs, zoo dunct mij dat de citatie moet geschieden niet aen hem, maer aen de personen die de turbele hebben gedaen ende in rei vindicatione aen zijne onderwinders buiten zijn huize, eveneens off hij absent waere.Ga naar voetnoot5 Den grave van Guebrian moet staet maecken zooveel Spaenschen tegen zich te zullen crigen als de keiserschen zullen van doen hebben.Ga naar voetnoot6 Ick hadde wel gewenscht ende wensche alsnoch dat mijnheer den churfurst ende zijn heele hoogloffelijcke huis mochten blijven buiten het geschil van den coning ende het parlement, opdat zij t'zijner tijd de vruchten mochten genieten van eene goede vereeniging. Aen zijne churfurstelijcke Hoocheit heb ick geen zonderlinge dienst connen doen, maer altijd affectie [ge]had tot zijnen dienst ende aen monsieur Paul, die hier zijne churfurstelijcke Hoocheits zaecken doet, den besten raed gegeven die mij is mogelijck; waerin ick zal continueren als zulcx om veele redenen schuldigh zijnde ende meritere overzulcx geene bedancking.Ga naar voetnoot7 Zoo uEd. iet naerder verneemt van dat tweede Engelsche huwelijck, zal ick garen daervan zijn onderrecht.Ga naar voetnoot8 Bidde om mijne gebiedenisse aen monsieur Johnsoon.Ga naar voetnoot9 3 October 1642. | |
In dorso schreef Reigersberch: Broeder de Groot, den 3 Octob. 1642 uyt Paris. |
|