Briefwisseling van Hugo Grotius. Deel 13

5870. 1642 september 5. Van P. Pels.¹

Mijnheer,

Den grooten cancelaer vorst Ossolinski heft aen den churvorst van Brandeborgh naervolgende punten geproponeert, sonder dat ick de antworde hebbe konnen vernemen.²

1.	Men begeert te weetten tot wat intencie de leste legacie soo solonel naer Sweden sij aengesien.
2.	Alsoo nudry jaeren geëxpireert dat den churvorst den toll in der Pilauw geadministreert, soo begeert sijne Mayesteit deselve condicie.

1 Hs. Den Haag, ARA, Eerste afd., coll. Hugo de Groot, aanw. 1911 XXIII no. 16(1642, 8). Eigenh. oorspr.

2 De Poolse kanselier Jerzy Ossolińsky ondernam in augustus een reis naar het Brandenburgse hof te Koningsbergen. Volgens de door hem zelf opgestelde instructie (vgl. no. 5859) verlangde hij van keurvorst Friedrich Wilhelm nadere uitleg over 1^o de inrichting en het beheer van de tol te Pillau, 2^o het doel van de missie van de Brandenburgse gezanten Sigismond von Götze en Gerhard Rumelian Leuchtmar von Kalcheim naar Stockholm en 3^o het door de keurvorst te voeren beleid in de Gulik-Kleefse kwestie, vooral op het punt van de betrekkingen met hertog Wolfgang Wilhelm en diens onlangs met de Poolse prinses Anna gehuwde zoon Philipp Wilhelm van Palts-Neuburg (A.S. Radziwill, Memoriale III, p. 106-109, en Urk. u. Act. I, p. 104-108).

[p. 411]

3.	Alsoo men eene nieuwe luttersche kercke al te naer eene catholycke tot prejudicie gebaut, soo begeert sijne Mayesteit dat men dieselve de jesuïtten inreuyme.
4.	Dat sijn churvorstelijcke Dorlucht naer belofte bij de huldiging eene catolycke kercke bauwe.
5.	Eene propos[i]cie wegen den vorst van Neuwborgh, die berayt is eenige penningen te restitueeren tot afflossing van seeker hipoteek, sonder te weeten waer ofte wat.

Eenige kayserlijcke troupen hebben gemeynt dor overrompeling de Polsche Lissa³ te plunderen, maer is dor eenen edelman, die daerover dootgebleven, uytgekommen; sauden der grooten beuyt bekommen hebben.

Ick blijve, mijnheer,

u. Exc.^cie dinstwilgen diener,
P. Pels.

3 Leszno, ten noordoosten van Glogów.

5 Septembris 1642, Dansick.

Bovenaan de brief schreef Grotius: Rec. 8 Oct.