Briefwisseling van Hugo Grotius. Deel 13

[p. 406]

5865. 1642 september 2. Aan C. Marin.¹

Monsieur,

J'ay receu vos lettres du 28 de Juillet et du 4 d'Aoust. Monsieur le baron Skytte² et monsieur Bannier³ sont partiz pour la Suede.

Le roy est à Monceaux,⁴ où monsieur de Strada de la part de monsieur le prince d'Orange et monsieur Polhelm de la part de madame la landgravin⁵ ont parlé à sa Majesté en faveur du duc de Bouillon et de là sont allez à Lions pour parler sur le mesme subject à monsieur le cardinal, qui ne se porte pas bien encore, mais ne laisse pas d'agir.

Monsieur le prince d'Orange se tient encore proche de l'armée du comte de Guebrian pour le proteger.⁶ Don Melos n'entreprend rien, au contraire, les marescaux d'Harcourt et de Guiche reprennent les forts et redoubtes que les ennemis avoient pris au Boulonnois.

Les parlementaires assiegent Portmuth, qui s'estoit declaré pour le roy d'Angleterre.⁷ Les princes palatins Maurice et Robert sont allez trouver le mesme roy luy amenant quelques officiers.⁸

Je demeure, monsieur,

le vostre.

1 Kladafschrift in copieboek Den Haag, ARA, Eerste afd., coll. Hugo de Groot, aanw. 1911 XXIII no. 3, p. 52. Antw. op twee niet teruggevonden brieven dd. 7 en 14 augustus 1642.

2 Een verblijf in het kuuroord Montfrin had de Zweedse baron Bengt Skytte zoveel nieuwe kracht gegeven dat hij in september naar zijn vaderland kon terugkeren.

3 ‘Monsieur Bannier’. In oktober 1641 berichtte Marin aan Grotius dat ‘le jeune Banier, nepveu du feu général Banier’, hem op doorreis naar Italië had opgezocht. Over het verdere verloop van de reis kon Marin eind december nog melden dat de jonge Zweed in Rome wachtte op de aankomst van ‘messieurs Bielky’; vgl. nos. 5409, 5422 en 5523 (dl. XII, s.v. Svante Banér).

4 Onderstaande berichten komen ook voor in Grotius' nieuwsbrieven van 30 augustus 1642.

5 Winand von Polhelm, resident van landgravin Amalia Elisabeth van Hessen-Kassel.

6 Het Staatse leger dat tot 16-17 september kwartier hield tussen Rheinberg en Orsoy, verleende vooral materiële steun aan het Frans-Weimarse leger van maarschalk Guébriant.

7 De vesting van Portsmouth was nog steeds in handen van de koningsgezinde gouverneur George Goring.

8 Op 5 juli waren de prinsen Ruprecht en Moritz van de Palts in de Republiek aan boord gegaan van het schip ‘The Lion’. Het schip dreef echter af naar Texel. De prinsen waagden de overtocht opnieuw, nu geëscorteerd door een Hollands oorlogsschip. Na een gevaarvolle overtocht bereikten zij eind augustus de haven van Newcastle (CSP Ven. 1642-1643, p. 138 en p. 142).

2 Septembre 1642.

Bovenaan de copie staat: M. Marini.