Briefwisseling van Hugo Grotius. Deel 13

5533. 1642 januari 2. Van C. Marin.¹

Monsieur,

Je crain[s] avec vous ce que [vous] me mandez par la vostre du 17 finissant² de l'affaire

1 Hs. Den Haag, ARA, Eerste afd., coll. Hugo de Groot, aanw. 1911 XXIII no. 9, 252. Eigenh. oorspr. Carl Marin (†1651 te Stockholm), afkomstig uit Bohemen, was ca. 1628 naar Zwitserland gevlucht (vgl. H.G. Wackernagel, Die Matrikel der Universität Basel III, Basel 1962, p. 308). In de jaren 1629-1632 was hij privésecretaris van de Staatse gezant Cornelis Haga in Constantinopel. Vervolgens trad hij in Zweedse dienst. Tussen 1633 en 1649 vertegenwoordigde hij dit land in Zürich. Echter door het uitblijven van een regelmatige honorering geraakten hij en zijn vrouw Alessandra Paravicini Capelli in steeds grotere geldzorgen. Ten einde raad ondernam Marin in 1649 een reis naar Stockholm (L. Haas, in Schweizer Beiträge zur allgemeinen Geschichte 9(1951), p. 68-160, en in Schweizerische Zeitschrift für Geschichte 3(1952), p. 60-86).

2 Grotius' brieven aan Marin ontbreken voor het jaar 1641.

[p. 2]

de l'electeur palatin;³ aussy en ay-je souvent adverty monsieur Pepliz,⁴ qui presse tant qu'i[l] peut la conjonction de son prince avec nous, mais la perfection de cela dependant d'ailleurs, il faut qu'il laisse aller l'affaire comme il va, more solito. Baviere n'a rien encor respondu sur ce que les deputez palatins ont proposé, lucro temporis rei suae consulere cupiens. Aussy ne le fera-[t]-il pas sitost, sçachant qu'il n'a beaucoup à craindre du roy d'Angleterre et que la France soustiendra tousjours son advantage. Monsieur l'ambassadeur Rho⁵ s'ennuye aussy de ces facheux deslays et si est qu'il faut demeurer à Vienne pour attendre le placet du party contraire avec peu de reputation de son maistre et de toute sa nation.

La plus gran part des trouppes imperiales qui ont esté au siege de Hohetvil,⁶ demeurent es quartiers d'hyver proches de là, et n'y a que 400 ou 500 hommes avec quelque peu de cavallierie qui continuent le blocus d'icelle place. Je ne voy pas aucune disposition des protestans pour la prendre en sequestre ou faire d'autres offices pour sa demolition, s'ils n'y sont pressez par les cattoliques, qui ont beaucoup de pouvoir sur eux. De ceux-cy une bonne part a accordé⁷ la levée pour la France, non tant par affection que pour obtenir leur pension, puisque celle d'Espagne leur manque il y a quelque temps, et qu'ils croyent pouvoir obtenir la neutralité pour ladite Contée après luy avoir procuré la suspension d'armes pour 6 mois, durant lequel temps les Espagnols auront assez de loisir de se pourvoir des lettres de creance en meilleure forme qu'ils n'ont fait l'esté passé à Bade.⁸ Le canton de Zurig donne trois compagnies, qui font 600 hommes, Soleure 4, Ury deux, Glarone et Abbenzel deux, quisque pagus pro rato, si ce n'est que Schafusen s'en excuse à cause du voisinage des imperiaux, qui crient fort cont[r]e ceste levée et en attribuent la coulpe aux protestans, dont l'exemple fait que les autres peu bien affectionnés à la France facent⁹ le mesme.

Les Grisons disputent encor sur la reception des cappucins dans l'Engadine,¹⁰ et pour en venir au bout on tiendra dereschef un betag à Coire,¹¹ qui neantmoins sera aussy infructueux que d'autres precedans. La malediction de Dieu les talonne de tous costés, et si n'en deviennentils pas meilleurs.

3 In de zaak van de restitutie van de Palts aan Karl Ludwig, zoon en erfgenaam van de verdreven keurvorst Frederik V, vonden sinds het voorjaar van 1641 in Regensburg, later in Wenen, onderhandelingen plaats tussen vertegenwoordigers van het huis van de Palts enerzijds en gedelegeerden van de hertog van Beieren en diens bondgenoten anderzijds.

4 Kolonel Georg Johann Peplitz, een stadgenoot van Marin, was tijdens de onderhandelingen een van de woordvoerders namens de Palts; vgl. no. 5215 n. 13 (dl. XII).

5 In april 1641 had koning Karel I, op aanraden van zijn zuster Elisabeth Stuart en haar zoon Karl Ludwig van de Palts, de ervaren diplomaat Sir Thomas Roe (1581-1644) aangewezen als zijn vertegenwoordiger in Regensburg en Wenen (Mowat, The mission of Sir Thomas Roe, p. 264-275; Brown, Itinerant ambassador, p. 236-259).

6 Keizerlijke troepen onder commando van generaal Sparr hadden in het najaar van 1641 geprobeerd de hooggelegen vesting Hohentwiel nabij Singen te veroveren.

7 Van 9 tot 12 december 1641 was in Solothurn een landdag gehouden om te beraadslagen over de lichting van 6000 Zwitserse soldaten ten behoeve van het Franse leger. Bij wijze van tegemoetkoming aan de verlangens van de kantons had koning Lodewijk XIII zich bereid verklaard een wapenstilstand voor de Franche Comté af te kondigen (Vogel-Fechter, Eidgen. Abschiede V, 2, 1, p. 1224-1227).

8 Vijf maanden eerder was op de landdag te Baden bezwaar gemaakt tegen de authenticiteit van de geloofsbrieven van de Spaanse ambassadeur Diego de Saavedra y Fajardo (Vogel-Fechter, Eidgen. Abschiede V, 2, 1, p. 1211-1219; Rott, Hist. représ. dipl. V, p. 438-441).

9 Lees: ‘feront’.

10 In een overeenkomst, op 9 augustus 1641 met aartshertogin Claudia te Feldkirch gesloten, had Graubünden zich verplicht de capucijnen weer toe te laten in het Engadin (Vogel-Fechter, Eidgen. Abschiede V, 2, 2, p. 2214-2216).

11 De hier genoemde ‘beitag’ (in het Frans van Marin: ‘betag’) had op 18/28 januari te Chur moeten beginnen, maar werd later verplaatst naar begin februari (Jecklin, Materialen I, p. 385 no. 1665).

[p. 3]

Je n'ay pas encor receu aucun subside pour soulager ma necessité, dont je ne puis accuser que ma retrograde fortune et d'avoir trop bien servi. Dieu me console et vous conserve en vostre bonheur et moy en vos bonnes graces, dont je vous demande la continuation, et demeure à jamais, monsieur,

vostre serviteur redevable,
C. Marin m.p.

De Zurig, ce 23 de Decembre l'an 1641.

Bovenaan de brief schreef Grotius: Rec. 16 Ian. 1642.

En in dorso: 28 Dec. 1642 [sic ] Marin.