Briefwisseling van Hugo Grotius. Deel 12
(1986)–Hugo de Groot– Auteursrechtelijk beschermd5243. 1641 juni 22. Aan N. van Reigersberch.Ga naar voetnoot1Mijnheer, Gennep moet nu over zijn. Wij zullen gaeren verstaen wat nu verder zal werden voorgenomen, alsoock wat discoursen daer vallen op het stuck van het Engelsche huwelijck.Ga naar voetnoot2 Hier meent men dat de Engelschen den tijdt zullen inzien hebbende in haere macht het huwelijck te doen bestaen ofte niet. 't Mescontentement van den churfurstGa naar voetnoot3 werdt alhier ende, soo ick hoore, oock in Engelant geoordeelt fundament te hebben ende gevoucht met andere onlusten hem niet veel goeds veroorzaecken. Ick wilde wel weten, wie den keiserlijcke commissarisGa naar voetnoot4 hanteren. Mij is gezegt dat hij ordre had om te volgen den raedt van eenige personen van de regiering. Dewijle den coning van Engellant den viceroy van YrlantGa naar voetnoot5 heeft geabandonneert, zoo en zal den eertsbisschopGa naar voetnoot6 niet wel konnen (gesal)veert werden, datGa naar voetnoot7 met de zaeck lang te traisneren ende daernae door een heimelij(cke occ)asie, gelijck voor dezen wel geschiet is. | |
De resolutie van de staten van Portugael, die ick uEd. zende,Ga naar voetnoot8 is hier verboden te verkoopen om zeeckere maximes daerin staende, die men hier dangereux hout. 22 Iunii 1641. | |
Adres: Mijnheer mijnheer van Reigersberg, raedt in den Hoogen Raide in Hollant, in Den Hage. Port. 14s. In dorso schreef Reigersberch: Broeder de Groot uyt Paris, den 22 [Iunii] 1641. |