Briefwisseling van Hugo Grotius. Deel 11
(1981)–Hugo de Groot– Auteursrechtelijk beschermd4637. 1640 mei 11. Van P. PelsGa naar voetnoot1.Mijnheer, Over 14 daegen was mijnen lestenGa naar voetnoot2, daernaer ontfangen uEx.e aengenaeme van 7 aprillGa naar voetnoot3. Uyt den Polsen rijxdagh confirmeren de indisposicie van sijne May.tt met de groote oneenicheyt tuschen den grootenGa naar voetnoot4 en ondercantz.erGa naar voetnoot5. De provincie van Cracauw met haeren buschopGa naar voetnoot6 hebben geraempt en op den rijxdagh neffens andere geestelijcke meynen dor te drijven summarium processum over de questie van der Wilde in conformiteyt van die sociniaenen tot [C]racauw, maer ten is hun soo niet aengegaen. De SpiringenGa naar voetnoot7 sijn uyt den rijxdagh tot Elbing weder aenkommen. Sij plochtten de leste te sijn, nu sijn se de eerste. Den grooten schade, die de Polse heeren dor het sleuyten van de Sondt op den affslagh haerder graenen lijden, daervan sall hun de schuldt toegeschreven worden, twelck hun neffens dat eenighe van RazavilsGa naar voetnoot8 volck sijn dootgeschlagen, soo men segt, heft doen opbreecken. Men segt tot Warschauw eenen chausGa naar voetnoot9 van Constantinopoli aenkommen met confirmacie van vrede. Van Weenen hebbe brieven met deselve hope. Den coning van Dennemarcken heft weder schepen vor Lubeck en noghmael aldaer groote quantiteyt salpetter aengehauden. Wat de opinie van dese quartieren aengaet over de differencie, wort geprosumeert, dat de macht van H.H.M.den te waeter de Densche macht overlegen is, die eyndelijck waeter in den wijn sall doen, ten waere dat Engeland hem assisteerde. Ick en kan niet vernemen, dat uyt Nederland eene ambassade naer Sweden isGa naar voetnoot10. Evenwell meyne ick, datter getracteert wordt dor correspondencie. Den schade, die BannirGa naar voetnoot11 in sijn arrière-guarde geleden, geft operwaeter aen de imperiale gemoederen. De groote quantiteyt graenen in alle rijcken favoriseert de saacke van Nederlandt tegens Dennemarcken. | |
Hiermede blijve, mijnheer, u Ex.cie diener
| |
Dantsick, 1/11 Maii 1640Ga naar voetnoot12.
P.S. Ontfange brieven van Warschauw, adviseren dat de Spiringen van den coning selve gewarschaut sijn te vertrecken. Hier is uyt den rijxdagh aenkommen de heer LodeGa naar voetnoot13, die met de commissariën over de differencie met Dansick gebesogneert; hadde gerne de 6 tonnen gaut contant sonder confirmacie van previlegiën; uyt Slesingen, dat den gen.ll mayor BredaGa naar voetnoot14 sall soucken in Pommeren quartiere te macken, en uyt Dennemarcken, dat sij op de staaten haere dreygementen niet veel en passen. | |
Adres (met andere hand): Mijnheer Mijnheer Hugo de Groot, haerer k. may. en Croon Sueden ordinari Ambass.r bij sijne may. in Vranckrijck, Paris. Boven aan de brief schreef Grotius: Rec. 21. En in dorso: 11 Maij 1640. Pels Onder aan de brief staat: Groot |
|