Briefwisseling van Hugo Grotius. Deel 11
(1981)–Hugo de Groot– Auteursrechtelijk beschermd4570. 1640 maart 24. Aan N. van ReigersberchGa naar voetnoot1.Mijnheer, Van mevrouw de landgravinGa naar voetnoot2 werdt ons van alle canten goede hoop gegeven, soodat wij daeruit verwachten de goede vruchten, bij uE. brief van den 12Ga naar voetnoot3 wel aengemerckt. Dat de saecken van den marescal BannierGa naar voetnoot4 niet quaelijck en gaen, alsoock de onzen in Silesië ende Pomeren, sal uE. aldaer verstaen hebben. De beswaernisse in de Sont, daer uE. mentie van maeckt, sijn groot, de correspondentie van Denemarck met Engelant seecker; de oppositie van de Hollanders daertegen niet sonder difficulteit. Sij soecken hulp aen Swede, maer Swede is daerbij weinigh geïnteresseert, soodat de versochte alliantie bij de Hollanders door iet anders soude moeten werden gerecompenseert. Dat het geene reden en heeft dese questie aen Engellant te verblijven, oordeelt uE. seer wel. 't Accommodement van de Schotsche questie soude goed sijn, indien het eerlijck conde geschieden, maer is te vresen, soo de Spaignaerden in Engellant seer werden gecaresseert, soude die factie van buiten wel connen gevoet werden. Ick doe weder mijne gebiedenisse aen d'heer PolyanderGa naar voetnoot5 ende sal garen verstaen wat van sijne soonsGa naar voetnoot6 handeling sal vallen. Wij sullen verwachten de tijdingen uit Brasyl ende Oostindië. Den brief van den coning van DenemarckenGa naar voetnoot7 had ick gesien, is niet beleefd ingestelt om den coning van Vrancrijck te obligeren, nochte is de salpeter ende den coophandel bij den coning soo considerabel niet, dat sijne Maiesteit daerom iet meer ofte minder soude doen. Eintelijck heeft den coning van Vrancrijck goed gevonden mijnheer den churfürstGa naar voetnoot8 in vrijheit te stellen, waervan de eer meest gegeven werdt aen de brieven van de coninginne van Sweden, voorwaer ingestelt met een groote voorzichticheit, beleefdheit ende goede redenen. Mijnheer de ChavignyGa naar voetnoot9 heeft 's nachts tusschen Woonsdagh ende Donderdagh sijne churf. Doorluchticheit gebracht uit het casteel du Bois de Vincenne in het huis van mijnheer den ambassadeur, den graef van LicestreGa naar voetnoot10, alwaer sijne Doorl. sal sijn als onbekent, ter tijd toe dat het logys van de extraordinaire ambassadeurs voor sijne Doorl. sal open sijn gewerden door het vertreck van den prins CasimirGa naar voetnoot11 en de ambassadeur van | |
PolenGa naar voetnoot12. De conditie, die bekent is, is dat sijne Doorl. belooft heeft niet uit Vrancrijck te gaen sonder consent van den coning. Soo daer eenige andere conditiën meerder sijn, gelijck ick gelove, die sijn ons onbekent. Staet nu te arbeiden bij den coning van Engellant, dat het zijne Majesteit gelieve wat goeds te doen voor een soo nae verwant, 'twelck sijnde sal Vrancrijck ende de landgravin niet manqueren het haere daertoe te contribueren. Ende Swede, soo het tractaet met Vrancrijck werdt gecontinueert, can oock veel daertoe helpen, doch op de saecken van Engellant staet veel te bedencken: haere onlusten met Schotlant, nae verbintenisse met den coninck van Denemarcken, die niet alleen de Hollanders zeer quetst, maer oock sijn soonGa naar voetnoot13 heeft laeten gaen in den dienst van Spaignië, de ambassade uit SpaigniëGa naar voetnoot14, die daer verwacht werdt met presentatie van huwelijckGa naar voetnoot15, 't sober antwoordt totnochtoe gegeven aen de Hollandsche ambassadeursGa naar voetnoot16, de protestatie van nulliteit gedaen tegen alle 'tgunt den churfürst sal doen ofte beloven voor becoming van volcomen vrijheit, alle welcke saecken sijn van groot bedencken ende niet dan mettertijdt connen ontwolckt werden. D'heer de FeuquièresGa naar voetnoot17 is te Thionville gestorven ende daerover is EnckenfurtGa naar voetnoot18 als faillerende de conditie, waerover hij was in vrijheit gestelt, weder gebracht in de Bois de Vicenne om Jan de WaertGa naar voetnoot19 gezelschap te houden, waerdoor de hoope, die ons was gegeven van door Enckefort de wisseling tewege te brengen van den marescal HornGa naar voetnoot20 ende Jan de Waert, ons is benomen. Men spreect noch van bestant off generael, dat ick niet en gelove, ofte in Italië, dat wel soude connen geschieden. Den coninck van Spaignië heeft veel volcx in Italië, van nieus ontrent thienduisent, soo van deghene die bij Salza zijn geweest als Neapolitainen, tracht seer nevens de keiserschen om de Switzers, die te Baden sullen vergaderen, te disponeren off om de partye van Oostenrijck aen te nemen off, soo sulcx niet en can geschieden, om tenminsten van haer te becomen vivres, amonitie, passagie ende lichting van volck. Tot dese laeste poincten sijn de roomschgesinden tamelijck genegen. De protestanten vresen Spaignië ende hebben weinigh affectie tot Vrancrijck. Aen de Grisons soecken die van Oostenrijck wat meerder contentements te geven als voor dese. Den hertogh van LonguevilleGa naar voetnoot21 is wat beter, had desseing om Hoechst aen de Mein in te nemen. De keisersche vergaderen veel vivres te Zell. De Beyerschen ende Saxenschen sijn besigh om Thuringue te suiveren ende te bewaeren tegen de Wymarschen, die oock eenige afbreuck geleden hebben bij de Würtzburgsche. Die van Venetiën haesten haer om den Grooten HeerGa naar voetnoot22 tevrede te stellen ende hebben daertoe den nieuwen bajuloGa naar voetnoot23 afgesonden met groote geschencken. Polen ende Italië vresen beide voor de Turcksche wapenen. Hongaren, meen ick, dat vrij sal gaen RagoskyGa naar voetnoot24 blijvende altijd quaelijck met het Turcksche hoff. | |
Erfurd werd geïncommodeert door Mauritzburg; 't lant ontrent Brisac werdt besaeit, veele clederen te Basel gemaect voor de soldaten sijnde in den dienst van Vrancrijck. StellaGa naar voetnoot25 is noch te Brisac. In Italië stellen haer veele tegen den paus tot defensie van haere gerechticheden sijnde geanimeert door de exemplen van Vrancrijck ende Spaignië. Venetiën ende den hertogh van ToscaneGa naar voetnoot26 hebben haer streng tamelijck wel getrocken. Nu comt Luca ende heeft den cardinaelsGa naar voetnoot27 broederGa naar voetnoot28 ende veele van sijne vrunden in gevanckenisse gestelt tegen brieven van de paus. Den 24 Martij 1640. 't Spaensche leger in Italië is bij Pavië. 't Commandement over 't volck van de ligue van de princen van Italië tot de vrede arbeidende werdt gegeven aen den hertogh van ParmaGa naar voetnoot29. Den coning van Spaignië schijnt wel te willen verstaen tot een tresves in Italië, midsdat het graefschap van Bourgogne mede daerin begrepen werdt. Den eertsbisschop van BourdeauxGa naar voetnoot30 gaet nae de Middellandsche zee. De weduweGa naar voetnoot31 van de heer Feuquière werdt bij de Spaignaerden vastgehouden om Enckefort te bevrijden. Prins Casimir vertreckt op Dienxdagh, sal eenige dagen te Bruissel blijven. Den coning van Vrancrijck heeft geconfirmeert een gifte van een graefschap eertijds bij den coning van SwedeGa naar voetnoot32 aen MilanderGa naar voetnoot33 gedaen in 't stift van Basel. Het boeck tegen den cardinaelGa naar voetnoot34 gemaect werdt gebrant bij ordre van 't parlement. Te Brisac werdt Fransch gelt gemunt met dese opschrift: Deus transfert regna. | |
Adres (boven aan de brief): Mijnheer mijnheer van Reigersberg, raedt in den Hoogen Raide in Hollant. In dorso schreef Van Reigersberch: Broeder de Groot, den 24 Martij 1640, uyt Paris. Ontslagynge van den churfürst. |
|