Briefwisseling van Hugo Grotius. Deel 11
(1981)–Hugo de Groot– Auteursrechtelijk beschermd4526. 1640 februari 25. Aan N. van ReigersberchGa naar voetnoot1.Mijnheer, Ick verwacht noch mijne audiëntie bij den coning volgens d'ordre van onse coninginne voor mijnheer den palsgraef churfürstGa naar voetnoot2. Men excuseert het op de jicht van den coning. Andere meenen, dat men soect tijdt te winnen ende ondertusschen iet van sijne Doorluchticheit af te perssen, om dan deselve vrij te laeten als vanselfs sonder te schijnen daertoe aengedrongen te sijn door gebeden van buiten. Mijnheer den graef van LicesterGa naar voetnoot3 heeft last niet te handelen vooraleer sijne Doorluchticheit sal sijn in vrijheit. Den ambassadeur van PolenGa naar voetnoot4 in de saecke van den prins CasimirGa naar voetnoot5 vordert niet veel ende werdt van de uitcomst seer getwijffelt. Uyt Engellant heb ick brieven die mij doen geloven, dat den coninck de Schotten veel sal toegeven, 'twelck, soo het succedeert ende de preparatifven tot wapening in Engellant voortgaen, daerbij comende een extraordinarisse ambassade uit Spaegnië nae EngelantGa naar voetnoot6, Vrancrijck wel reden soude connen geven om om te zien. MetGa naar voetnoot7 Hollant, meen ick, dat de saecken van Engelant sullen blijven in stilte. Wij hooren van alle canten, dat de trefves in Italië is getroffen, totdat een generale vrede sal sijn gemaect. Off nu dat groote volck van Spaegnië, dat in Italië is, het leger, dat voor Salza is geweest, de trouppes bij Constance, de nieuwe lichting in Tirol, die men seit dese voorsomer te sullen sijn twaelffduisent te voet, drieduisent te paerd, sullen comen nae Rijnfeld, Lauwenburg ende andere plaetsen in die quartieren, die buiten Brisac niet en sijn van groote defensie, dan off het meerderdeel van dien sullen gaen nae de landen van Behmen ende andere daerontrent, alwaer de schoe meest wringt, staat seer te bedencken. Den Raed van Milaen heeft eenige van haer getal gesonden nae den coning van | |
SpaegniëGa naar voetnoot8 om te remonstreren, dat Bannassio ende andere plaetsen in Savoye nu bij den coninck van Spaignië bezeten ende eertijds sijnde geweest dependentie van het Milanees niet en behooren wedergegeven te werden, selfs bij paix. Soowel Italië als Polen blijft in vrese vanwegen de groote toerusting van den Grooten HeerGa naar voetnoot9. Mij dunct, dat de landgravinGa naar voetnoot10 niet lichtelijck iet besluiten en sal met Vrancrijck sonder oock verseeckert te sijn van Swede, 'twelck soo sijnde sie ick niet, dat haere fürst. Genades handeling met NieuburgGa naar voetnoot11 ende LünenburgGa naar voetnoot12 verder can strecken als tot eene neutrale defensie, waerbij haer andere oock souden connen vougen door raedt van ArnhimGa naar voetnoot13. Twijffele evenwel niet, off den prins van Orangië sal sijn best doen om de landgravin ende oock die van Luidick gaende te maecken, waeraen niet weinich (is) gelegen. Wij hebben hier advys, dat ConingsmarckGa naar voetnoot14 nae twee geluckige rencontres tegen de Saxenschen Querfurt ende andere plaetsen in Misne heeft becomen. Eenige meenen de Beyerschen hem op de hielen souden mogen volgen, welcke Beyerschen totnochtoe tegen de LonguevillischeGa naar voetnoot15 niet en hebben geattenteert. De laeste advysen seiden, dat de Longuevillische waeren bij de Wetter, RosaGa naar voetnoot16 bij Vinberg, NassauGa naar voetnoot17 bij Loller. TupadelGa naar voetnoot18 is in leven ende vrij. Sijn broederGa naar voetnoot19 is doot, waerdoor 't abusyf gerucht is gecomen, waervan ick meen voor desenGa naar voetnoot20 geschreven te hebben. De saeck van de vrijheit van de heer van FeuquièresGa naar voetnoot21 heeft noch haere perfectie niet. Den bischop van MentzGa naar voetnoot22 tracht Vrancrijck tot sijn faveur te crijgen. De Switsersche werden tegen malcander meer ende meer ontsteecken door hevige boecken van de theologanten, door pensioenen van Vrancrijck ende Spaignië, door de questie van AmrinGa naar voetnoot23, die binnen Thurijn sijnde de partije van mevrouw van SavoieGa naar voetnoot24 heeft verlaeten ende sich aen de zijde van de princenGa naar voetnoot25 begeven, ende door andere geschillen van de bischoppen met de steden, soodat die stucken seer quaelijck aen malcander hangen. Tot Parijs, den 25 febr. 1640. Van de trefves in Italië sie ick, dat eenige noch twijffelen ende vougen daerbij, dat een importante plaets ontrent Casal bij de Spaignaerden werdt belegert. De prince de Senza, NapolitaenGa naar voetnoot26, die door eene genaemt PussoloGa naar voetnoot27 uit een kercke te Rome was gehaelt ende gevoert nae Naples, is daer onthooft ende op deselve tijd een abtGa naar voetnoot28 gehangen in abtsclederen. Te Rome is tienduisent gulden gestelt op 't hooft van Pussolo. Den viceroy van NaplesGa naar voetnoot29 heeft veel meer gestelt op het hooft van den cardinael BarbarinGa naar voetnoot30. | |
Men seit hier, dat de trouppes onder den hertogh van Longueville te samen sijn vijfduisent te voet ende sooveel te paerd, dat sij vercregen hebben permissie om haer retraicte te mogen nemen op het lant van Hessen; dat de Weimarschen meenen weder aen dese zijde van den Rijn te comen om te logeren in de Triersche ende Colensche quartieren. De amende, daerop den adel van Normandië is gezet, bedraegt sevenhondertduisent gulden. De saecken sijn daer ende in de naeste plaetsen van Bretaegne noch soo stil niet, off men sal daer eenige soldaten moeten laeten om commotiën te beletten. Den abt van MoussonGa naar voetnoot31 gaet vanwegen den coninck nae Luidick om de luiden aldaer te animeren. Men verwacht hier RanzauGa naar voetnoot32. Mijnheer den churfürst is quaelijck te pas geweest, is nu wat beter. Voorbij Calis sijn gepasseert 25 Duinkercksche schepen gaende nae Spaignië. Mijnheer den graef van Licester is gemaect general van de cavallerie in Engellant, blijft evenwel noch hier. | |
Adres: Mijnheer mijnheer van Reigersberg, raedt in den Hoogen Raide in Hollant. In den Hage (doorgestreept). In dorso schreef Van Reigersberch: Broeder de Groot, den 22(?) Feb. 1640. |
|