Briefwisseling van Hugo Grotius. Deel 10
(1976)–Hugo de Groot– Auteursrechtelijk beschermd4300. 1639 september 17. Aan N. Van ReigersberchGa naar voetnoot6.Mijnheer, Den brief uit Nootdorp geschrevenGa naar voetnoot7 heb ick wel ontfangen. Ben blijde, dat mijnheer den thesorierGa naar voetnoot8 uE. ende de onsen soo veel vriendschap toont. Wij sullen sien, off dit jaer ons noch eenige voorspoed in die quartieren sal voortbrengen, waeraen ick seer twijffele. Soo de landgravinneGa naar voetnoot9 de conditiën haer bij den keiserGa naar voetnoot10 geproponeert aenneemt, soo meen ick dat sij niet toelaeten en sal, dat soo haer volck sich aen Vrancrijck obligeren. Nopende 't afsenden van uE. brief aen ThucydidesGa naar voetnoot11 heb ick mijn advys ettelijcke maelen geseit. Can de redenen van anderen niet wel begrijpen. Mijn huisvrouw ende broederGa naar voetnoot12 sullen uE. communiceren 'tgunt ick aen haer schrijve van mijne dochtersGa naar voetnoot13 saecke. | |
Moyen, een plaetse in Lorraine, lang belegert bij monsieur du HallierGa naar voetnoot1 is in de Fransche handen gecomen. 't Volck, dat bij monsieur du Hallier was, gaet, soo men meent, nae den hertogh van LonguevilleGa naar voetnoot2, die te Colmar is verwachtende de groote effecten, die monsieur de GuebrianGa naar voetnoot3 door het gelt van den coningGa naar voetnoot4 sich hadde geïmagineert. De saecke en schickt haer daer niet nae Vrancrijck soo wel was gemeent. De soldaten, alwaer het de overste wilden, sijn niet gesint haer in dienst te geven van Vrancrijck ofte Brisac over te geven. Eenige wachten op den churfürst palsgraefGa naar voetnoot5, anderen op den hertogh Willem van WimarGa naar voetnoot6; veele meenen, dat best waer, soo ick oock meen, sich te vougen bij ConingsmarckGa naar voetnoot7, die nu is bij Mulhusen. 't Wymarsche leger eenige plaetsen in den Pals becomen, die hier hoogh werden opgeblasen, hout sich ledigh bij Spier. De keisersche middelertijd blijven eenige bij Hohentwiel, ander ontrent Friburg ende Offenburg. PiccolominiGa naar voetnoot8 sterckt sich bij Mommedy. Den hertogh van Longueville verwacht achtduisent man ende gelt, waermede sijne Fürst, GenadeGa naar voetnoot9, soo sij 't beleidt over het Wimarsche leger niet en can becomen, meent van hetselve leger veele soldaten af te trecken ende soo, in die quartieren eenigh voordeel te doen is, haer hetselve af te sien. Den coninck is nabij Lions. Men meent dat aldaer bij sijne maiesteit sal comen mevrouw van SavoieGa naar voetnoot10, die bij de tresves 't meeste deel van Piedmont is quyt geworden ende, soo veele meenen, oock een vrede heeft gemaect, niet sonder groot peryckel door de noot haer siende gedwongen, gelijck ter andere zijde den hertogh van LotteringeGa naar voetnoot11 nae Brussel schrijft, dat hij geen middel en siet om door de hulpe van den keiser ofte van Spaignië sich te connen herstellen. Doch die saeck soo wel als die van de neutraliteit van de Franche Comté draegt noch ende werdt aen den hertogh Carel gepresenteert 't incomen van Lorraine, 't beset van eenige plaetsen, de confirmatie van de nieuwe voet van successe, die in Lorraine was gestelt bij imitatie van de loy SaliqueGa naar voetnoot12, ende de volcomen confirmatie van 't huwelijck van monsieurGa naar voetnoot13. Den vorst van BeyerenGa naar voetnoot14 siende twee vijandelijcke legers naebij sich excuseert sich van volck te senden aen den keiser. | |
De eertshertoginne van InspruchGa naar voetnoot1 heeft vier bailliage van Tirol grensende aen Costniz ende de Grisons vercocht aen den coninc van SpaigniëGa naar voetnoot2, die aldaer meent eenige forten te maecken, waerop verwacht werdt het adveu van den keiser. Den colonel GullerGa naar voetnoot3 in de Grisons hout noch in het fort van den Rijn voor de protestanten tegen de meeste stemmen. De gedeputeerde van de GrisonsGa naar voetnoot4, die te Milaen sijn ende daer wel getracteert werden, seggen, dat men hem met gewelt behoort te dwingen. Als de tresves van Savoie is gemaect geweest hebben den cardinael de la ValetteGa naar voetnoot5, den hertogh van Longueville, den prince ThomasGa naar voetnoot6 ende den marquys de LeganesGa naar voetnoot7, die aen den prince Thomas de hoogen plaetse gaf, met den andere door beleidt van des paus' nuntiusGa naar voetnoot8 lang gesproocken. Denselve prins Thomas is nu binnen Thurijn met een garnisoen van vierduisent man, meest Spaignaerden. Mevrouw van Savoie [is] in Salusse. Men sent uit Spaignië nae die quartieren tweeduisent man, uit Vrancrijck onder den graef van AlaisGa naar voetnoot9, soo geseit wert, vijfduisent man te voet, vijfhondert te paerd. Den eertshertogh LeopoldGa naar voetnoot10, soo wij verstaen, gaet nae Bohmen met het opperste gebiet over 's keisers legers ende den tytel van grootmeester van de Duitsche ordre. Den coninck van EngellantGa naar voetnoot11 heeft door beulshanden doen verbranden een schrift van interpretatiënGa naar voetnoot12, dat de Schotten gemaect hadden op de articulen van de paix den coninck seer naedeeligh, ende alle personen op hooge straffe verboden copie daervan bij haer te houden. Den ambassadeur van Vrancrijck, die in Engellant isGa naar voetnoot13, heeft met den palsgraefGa naar voetnoot14 gesproocken sonder denselve den tytel te geven van churfürst ofte Hoocheit, maer van den ambassadeur van VenetiëGa naar voetnoot15, die hetselve wilde naecomen, heeft den palsgraef sulcx niet willen verdraegen. Wij verstaen het parlement in Schotlant sonder bisschoppen is begonnen tegen 's conincx wille ende de garnisoenen van de uiterste plaetse van Schotlant, principalijck tegen Bartwijck ende Carlisle, vermeerdert. De Turcksche paix met de Venetianen is seer gemaect tot eer ende voordeel van de Venetianen voor vijfhondertduisent reaelen, dat is stucken van achten, waervan bij 't eilant van Candie hondertduisent werden opgebracht. Boven de oude capitulatiën werdt haer toegestaen de zeerovers overal, oock in de Archipelago | |
te vervolgen selffs onder de Turcksche forten ende casteelen met verbot onder lijfstraffe aen de gouverneurs van deselve forten ende casteelen van de zeerovers te laeten landen ofte eenigh ander faveur te doen. Den bailo van VenetiëGa naar voetnoot1 is van de audiëntie, die hij gehadt had bij den Grooten HeerGa naar voetnoot2, seer treffelijck geleidt geweest bij den cahimachanGa naar voetnoot3 nae sijn oude logement. 't Meest dat tot de paix heeft geholpen gehadt is geweest het groote armement van die van Venetië ter zee, hebbende alrede achtien galeien gesonden gehadt nae Candie vol van slaven ende soldaten ende t'sestigh andere gereedt maeckende. Waer den Grooten Heer nu sijne wapenen sal wenden is te besien, hoewel eenige meenen, hij seer in de laetste reise is gewent tot plaisir meer als tot de wapenen. Evenwel den coninc van Spaignië hem vresende heeft ontrent Vay meer als veertich galeien, ende hier is een gerucht, 'twelck ick niet en wil verseeckeren, dat sestichduisent Tarters souden ingevallen sijn in Bosnië om den keiser te beschaedichen, 'twelck niet apparent is te geschieden sonder des Grooten Heers stilswijgende conniventie, alsoo de Tartaren seer van hem dependeren. De oproeren alhier houden niet heel op te Falaise, Pontoison ende op andere plaetsen. De winter, wanneer de soldaten weder in garnisoen comen, sal die heete humeuren vercoelen. Evenwel dient hetselve ergens toe, want dieghene, die de macht in handen hebben, gaen in de nieuwe impositiën ende exactiën met meerder ommesicht. De roveren van Africa hebben 't eilant van Sardaigne berooft. Den prins van Condé belegert Torcaval. FuentesGa naar voetnoot4 is bij S.t Venant wel geretrencheert om de heer de la MilleraiGa naar voetnoot5 te beletten, dye bij Avin is. Daer is weder gelt gesonden nae Brisac tot vijftichduisent croonen. De provincie van Normandië uit vrese van de oproeren ontlast sijnde van de nieuwe impositiën streckt tot exempel aen andere provinciën, verschrickt de partisanen ende mindert 's conincx incomen. Den 17 sept. 1639. | |
Adres (boven aan de brief): Aan Mijnheer Mijnheer van Reigersberch raedt in den Hoogen Raide. In dorso schreef van Reigersberch: Broeder de Groot den 17 sept. 1639 vyt Paris. |
|