Briefwisseling van Hugo Grotius. Deel 10
(1976)–Hugo de Groot– Auteursrechtelijk beschermd4283. 1639 september 3. Aan N. van ReigersberchGa naar voetnoot1.Mijnheer, Uit uE. brief van den 22 AugustiGa naar voetnoot2 heb ick seer garen verstaen uE. arrivement in Hollant. Danck uE. van de debvoiren gedaen te RotterdamGa naar voetnoot3. Begeere niet, dat uE. in 't geschil met AelianoGa naar voetnoot4 iet off doe off late anders dat deselve meent te behooren gedaen ofte gelaeten te werden. Ick heb aen mijnheer den rijcxcancellierGa naar voetnoot5 geschreven om beter ordre voor het toecomende op mijne betaeling. 't Sal mij lief sijn te verstaen het gevoelen van de heeren van den Hoogen Raidt ende van de vrunden in Zeelant op het voorscreven different. Het afgeperste desseing op Geldre heeft mij noit behaegt consider[er]ende de gelegentheit van de plaetse ende den tijd. Hier is men genegen alle de actiën van MagogGa naar voetnoot6 quaelijck te duiden om de oude wrock. Ick vinde vremdt, dat men sich verwondert, meer als de Hollanders daer niet en winnen als dat de Spaignaerden daer niet en vorderen. De welstant in Oost- ende Westindië verstae ick garen ende wensche ArtisoskyGa naar voetnoot7 patiëntie. Engellant ende Denemarcken hebben haer verbont vernieuwt ende sullen apparentelijck aen Hollant in dese occurrentie niet veel goeds doen. De ambassadeurs, die nae Denemarcken ende Polen sijn gesondenGa naar voetnoot8, sullen apparentelijck wel getracteert ende gekettingt weder thuis comen. Het boeck, dat op des coningsGa naar voetnoot9 naem is uitgegaen op de remuementen van SchotlantGa naar voetnoot10, soeckt de Schotten overal seer swart te maecken. Off de noot sulcx vereischt dan off animositeiten daeronder loopen, wil ick anderen laeten oordeelen. Den graef van LicesterGa naar voetnoot11, die garen de Schotten wat excuseert, meent, dat het meer quaeds als goeds sal doen. Dat RagoskyGa naar voetnoot12 genegen is wat te doen, brengen veele advysen selfs uit Polen mede. Doch hij sal sien seer op den TurckGa naar voetnoot13. De defensie van Lijflant is vol van reputatie voor de Sweden, ende den coninck | |
van PolenGa naar voetnoot1 heeft [niet] alleen dat werck gedesadvoueert, maer oock verboden alle acten van hostiliteit hoog protesterende 't bestant te willen onderhouden. Graswinckel's werckGa naar voetnoot2 sal mij wel lusten te sien. Ick en meene niet, dat hij alles heeft, dat daertoe noodigh is. Prins CasimirGa naar voetnoot3 is te Orléans ende ick sie, d'Engelschen twijffelen niet van sijne verlossing tegen den prins RobbertGa naar voetnoot4. De goede maerschalck HornGa naar voetnoot5 werdt daerentusschen hier vergeten, 'twelck mij waerelijck wee doet. De alliantie van Engelant met Swede ende Vrancrijck is nae mijne opinie noch verre te soecken. De intentie van de Engelschen is tijd te winnen ende bij alle occasie proffijt te doen. Sij hoopen sonder Sweden voor den churfürstGa naar voetnoot6 te becomen het gebiet over het Wymarsche leger ende gebruicken den marquys van BadeGa naar voetnoot7, die het lieutenantschap voor sich hoopt te bedingen. Insgelijck hoopen de Fransoisen den hertogh van LonguevilleGa naar voetnoot8 daervan meester te maecken, die oock te Genève passerende de commissie, die hij hadde van den coningGa naar voetnoot9 om over 'tselve leger te commanderen heeft vertoont. De vier executeursGa naar voetnoot10 van het testament van den hertogh van WimarGa naar voetnoot11 sijn nu te samen te Brisac, daer oock is den graef van GuébrianGa naar voetnoot12 ende die met het Fransche gelt daer gecomen is, ChoisyGa naar voetnoot13. RoseGa naar voetnoot14 was weder gecomen van ontrent | |
Basel, daer hij een fort hadde gemaect; OomGa naar voetnoot1 ende NassauGa naar voetnoot2 hadden haer volck gelaten bij Landau, de keiserschen ten deele voor Hoogentwiel ten deele aen dese zijde van den Rijn met vijfduisent paerden, vierduisent te voet, verwachtende noch eenige regimenten; die van Spier hebben meerder garnisoen van de keisersche geweigert. De executeurs van het testament ende de colonellen van het Wymarsche leger werden oock soo bij den keiserGa naar voetnoot3 als bij des overledens hertogh broeders ende erfgenaemenGa naar voetnoot4 seer gesolliciteert. Misschien waer het beste, dat het Wymarsche leger sich vougde bij ConingsmarckGa naar voetnoot5. 't Bestant in Italië is bij den coning geapprobeert ende niet buiten apparentie, dat het graefschap van Bourgogne sal gestelt werden in neutraliteit ende dat de Switsers eenige plaetsen sullen hebben in haere bewaering, welcke Switsers haer seer stellen tegen de nieuwe tollen, soo in Vrancrijck als aen de Rijncant. Bij de Grisons is wat oppositie gevallen bij die van Coir, Engadine ende Bergaglie tegen de laestgenomen resolutie aengaende 't nieuwe verbont met Spaignië, waermede het oude verbont met Vrancrijck onnut wert gemaect, welcke oppositie wierd gefomenteert door brieven van Zürig ende Bern, maer die aen de Spaensche zijde sijn siende, dat Vrancrijck geoffenseert om 'tgene te voren is gepasseert, sich daermede niet en moeit, gaen voort ende volgens de pluraliteit van de stemmen senden nae Siglar aant. om 't verbont bij de gesanten in Spaignië gemaectGa naar voetnoot6 uit de naem van alle de Grisons vast te maecken, blijvende alsoo den pas van de Valteline, die niet alleen aen Vrancrijck, maer oock aen Venetië veel importeert, t'eenemael in de macht van Spaignië. Den coninc heeft de coninginneGa naar voetnoot7 doen weten, dat hij haest meent te sijn te Lions. Den eersbisschop van BourdeauxGa naar voetnoot8 is weder in zee, men seit nae Fontarabië. De oproeren op eenige plaetsen stillen, op eenige blijven noch. Te Pont-Audemer, ses mijlen van Rouen, hebben eenige, die haer beswaert vinden met eene nieuwe exactie, waervan de partisans waeren genaemt BoisquarreGa naar voetnoot9 ende HarengGa naar voetnoot10, een brief tewege gebracht op den naem van Jean de Pieds-nudsGa naar voetnoot11, hooft van de croquants in Basse Normandie, medebrengende, dat hij haest daer soude sijn met groote macht, haer vermaenende, dat hij provisie in haer macht soude nemen te Boisquarre pour y tremper l'Hareng, welcken brief tot kennisse gecomen sijnde van de twee partisans sijn deselve verloopen ende hebben die nieuwe exactie laeten varen. Diergelijcke dingen gebeuren op andere plaetse. | |
Men hout voor seecker, dat den paix tusschen den Turck ende PersiaenGa naar voetnoot1 is besloten door de twee visirsGa naar voetnoot2, die bij haere souverainen daertoe volmachticht sijn geweest. Groote preparaten van scheepsarmade, soo in 't gebiet van den Turck als in Africa, doen geloven, dat iet op Candië ofte andere eilanden werdt voorgenomen. Niet alleen Venetië, maer heel Italië is in groote vrese ende des te meer arbeit den pausGa naar voetnoot3 om tusschen sijne adherenten de vrede te maecken, waerop de protestanten hebben te letten. De saecken staen overal seer verwart. Ick ben blijde te verstaen de prosperiteiten van d'heer BanierGa naar voetnoot4, maer door de stilstant van Italië ende neutraliteit van het graefschap van Bourgogne sal het werck voortaen oock daer swaerder vallen. Den 3 September 1639. De laeste tijdingen sijn, dat MelianGa naar voetnoot5, ambassadeur van Vrancrijck in Switserlant ende Choisy, die in het Wymarsche leger is den hertogh van Longueville door haere advysen noch ophouden, meenende de saeck tijd van doen heeft om geprepareert te werden. Denselve hertogh van Longueville crijght bij hem de trouppes van Du HallierGa naar voetnoot6, die het belegh van Moyen door d'aencomste van den hertogh van LottringenGa naar voetnoot7 hebben verlaeten ende die van VilleroyGa naar voetnoot8. Nazeroi in de Franche Comté is bij die van de Comté weder becomen. De Switsers meenen de neutraliteit voor hetselve graefschap te wege te brengen, houdende eenige plaetsen in haere bewaering als guarands van de neutraliteit. Met den hertogh van Lotteringen werdt vanwegen Vrancrijck gehandelt. Hohentwiel blijft belegert off gebloqueert. De stucken geschuts, die de Fransoisen bij Larede becomen hebben, sijn over de vijftig niet, maer veel meer bedorven. Men hout Nizze ende Villafrance de zijde van de twee princenGa naar voetnoot9 genomen te hebben. Evenwel blijft het bestant. Den marescal de ChastillonGa naar voetnoot10 is naer de Mouson gecomen, PiccolominiGa naar voetnoot11 blijvende bij Vertou, De FuentesGa naar voetnoot12 bij Aire ende La MilleraiGa naar voetnoot13 bij Blanchy, 'twelck hij sterckt. | |
Adres (boven aan de brief): Mijn Heer Mijn Heer de raedsheer Reigersberg. In dorso schreef Van Reigersberch: Broeder de Groot, den 3 Sept. 1639. |
|