Briefwisseling van Hugo Grotius. Deel 10
(1976)–Hugo de Groot– Auteursrechtelijk beschermd4198. 1639 juli 9. Aan N. van ReigersberchGa naar voetnoot2.Ick heb ontfangen uE. brief van den 7 JunyGa naar voetnoot3, wensche uE. goede reis nae 't lant van Groningen ende Ommelanden, ende haestige wedercomste, omdat de saecken, om dewelcken mijn huisvrouw - die ick in dese groote huishouding niet en wel en can missen - daer is gecomen, te eerder ende te beter mogen verrichtet werden. Ick en weet gheen seeckere middel om mijne brieven anders te bestellen als over Den Hage. Op de saecke van AelianusGa naar voetnoot4 hebbe ick nu ettelijcke maelen mijn advys geschrevenGa naar voetnoot5, meene alsnoch, dat uE. behoort aen mijnheer den rijcxcancellierGa naar voetnoot6 de historie te schrijven ende uwe redenen. Voorts meene ick, dat niet buiten propoost sal sijn, dat uE. aen de heeren van den Hoogen Raide ende aen de goede vrunden in Zeelant bij occasie bekent maecke, waerop dese questie loopt. UE. discoursen raeckende mijne particuliere affairen sijn niet sonde[r] redenen. Ende ick sal daerop sooveel mogelijck is letten. Sijne brieven aen mij uEd. aengaende gaen buiten reden, 'twelck mij doet geloven, dat het is een gesochte querelle; ick gelove, dat die van VrancrijckGa naar voetnoot7 het niet heel groen en hebben op Aelianus off FelixGa naar voetnoot8 ende garen d'een off d'andere ofte beiden een quade part souden speelen. Van alle 'tgunt uEd. mij adviseert, bedanck ick deselve ten hoochsten, gelijck oock van alle goede sorge in onse saecken voor desen gedragen. | |
Men hout, dat het accommodement tusschen Engellant ende Schotlant is gevonden. De conditiën weten wij noch niet wel. Hesdin, dat 'twelck den laesten Iunij in 's conincxGa naar voetnoot1 macht is gecomen, is soo clein niet [te] achten, als eenige dienaers van Vrancrijck aldaer hebben geseit. Want den coninc in sijne brieven aen den gouverneur van ParijsGa naar voetnoot2 estimeert het veel, heeft daerover in de bresse selve van een van de bolwercken den heer De la MillerayGa naar voetnoot3 mareschal gemaect van Vrancrijck ende gouverneur van de plaetse. Den Spaensche gouverneurGa naar voetnoot4 daeruit gaende seide, dat hij den coninc hadde overgegeven een van de sterckste plaetse van die frontieren, ende ten waer gedaen had gebreck van buscruit ende expres bevel, dat hij liever daerbinnen waer gestorven. Den coninc gaf hem ende alle 't garnisoen getuichenis, dat sij haer wel gequeten hadden, apparentelijck om andere hier naemaels haer oock wat te doen haesten met het accord. Eenige jesuiten uit de stad gaende socht den coninc daerbinnen te houden, maer wilden niet. Ende siende eenige vrouwen gaen met cleine kinderen, heeft haer belast carren te geven boven de compositie. In de eerste misse, den deecken van de stadtGa naar voetnoot5 haperde wat in 't bidden pro rege, halff seggende PhilippoGa naar voetnoot6, half Ludovico, daer den coninc om louch. Vierduisent man uit het leger van monsieur de ChastillonGa naar voetnoot7, 'twelck meest is in 't lant van Tiras, sijn gecomen in het groote leger van monsieur de la Milleray, die men noch niet en weet waerheene gaet. Den coninc is te Amiens ende sal misschien herrewaert comen om de coninginneGa naar voetnoot8 ende den daufynGa naar voetnoot9 te sien. Den cardinal-infantGa naar voetnoot10 ende PiccolominiGa naar voetnoot11 waeren noch niet verre vandaer, sullen haer apparentelijck reguleren nae de progressen off van Vrancrijck ofte van den prins van OrangiëGa naar voetnoot12. Den hertogh van WimarGa naar voetnoot13 heeft aen mij geschreven den 17/27 IunijGa naar voetnoot14, siet geen middel om over Rijn te gaen, alsoo monsieur de GuébrianGa naar voetnoot15, die sijne Fürst. Genade soude moeten helpen, geen 1200 man bij sich heeft sonder proviande, sonder gelt, sijnde hem twee regimenten, te weten van SmidsbergGa naar voetnoot16 ende BatillyGa naar voetnoot17, ontrocken ende 't nieuwe volck, die onder monsieur de VilleroyGa naar voetnoot18 bij sijne Fürst. Genade souden comen, noch niet gearriveert. Men spreect noch van het belegh van | |
Salines. Ondertusschen loopen sijne ruiters tot Dolen ende Grai haelende veel beesten van daer ende 't lant verwoestende. Den hertogh van LotteringuenGa naar voetnoot1 is te Longuy in Lutzenburg met 3 regimenten te voet, drie te paerd, doet lichting aen de Moselcant ende verwacht eenig volck uit Duitschlant, om off in Champagne te vallen off Mouson aen te tasten ofte nevens anderen sich te opposeren onder hertogh van Wimar tot redding van de Franche Comté, nae occasie. Mijnheer den prins van CondéGa naar voetnoot2 is noch besigh met Salze ende is gecomen aen de gracht. 't Werck gaet langsaem voort, omdat daer weinig geschut ende buspoeder is. De vloot, die op de custen van Spaignië is geweest, is weder gecomen bij Belle-Isle, heeft in de haven van Corunna niet connen in raecken, aleer deselve besloten was met ketting ende masten, heeft oock niet connen landen in Spaignië door belet van tempeesten, heeft oock door de pest eenig volck verloren. Een goed deel van des conincx vloot in de Middellandsche Zee is voor Nizze onder den graef van HarcourtGa naar voetnoot3, waertoe te landewaert oock is gegaen den graef van AlaisGa naar voetnoot4 uit Provence. Don FelixGa naar voetnoot5 opiniatreert van noch Fransch noch Spaensch garnison in te willen nemen; soo doen oock verscheiden andere steden in die quartieren. Den cardinal de la ValetteGa naar voetnoot6 met de comste van den hertogh van LonguevilleGa naar voetnoot7 versterckt sijnde heeft Chivas ingenomen, de Spaignaerden Chirasque ende houden haer meer bij Pontdesture, 'twelck de Italianen allegader doet vresen voor Casal. Een heimelick desseing van de Spaignaerden op de stadt van Turin ende van de Fransoisen op de personen van de twee princen van SavoieGa naar voetnoot8, sijnde tot Aste, sijn beide ontdeckt ende in de wint gevlogen. Den TurckGa naar voetnoot9 is sterck in de Middellandsche Zee groote vrese aenjagende aen die van Malte ende Sicilië, die van Venetië oock van die zijde noch niet gerust sijnde. Die van Soldure sijn de eerste geweest onder de Switsers, die aen sijne Fürst. Genade de passagie van vivres ende amonitie hebben gedifficulteert. Wij sullen sien, wat de vergadering te BadenGa naar voetnoot10 sal uitbrengen; ick meene niet veel. De Grisons laeten haer oock bij de neus leiden van de Spaignaerden, gelijck sij voor desen haer laeten leiden hebben bij de Fransoisen. De predicanten protesteren hoogh daertegen, winnen niet veel. De saeck van de Valteline staet in handeling. De saeck loopt daerop, dat de Grisons eenig gelt jaerlijck sullen nemen om de Valteline in vrijheit te laeten ende dat de protestanten, die daer officiën hebben, deselve een catholycquen sullen resigneren, mids nemende eenige recompense. | |
De Spaengiaerden trachten oock tot de demolitie van de forten aen den Rijn, in Chivanne ende de Valteline presenterende daerentegen te demolieren het fort de Dasio, maer niet het fort de Faentes, 'twelck den toom is van de Valteline. 't Gerucht, dat de Switsers maecken van de Franche Comté te willen dekaderen ofte doen stellen in neutraliteit, werdt bij de Fransoisen belacchen, siende dat de Switsers noch eenicheit noch macht en hebben. Het lant van Montferrat wert heel bedorven. Den ambassadeur van MalthaGa naar voetnoot1, te Rome sijnde een Fransois van 't huis van Valence nae maechschap van monsieur d'EstampesGa naar voetnoot2 staet hier quaelijck, omdat hij den ambassadeur van SpaigniëGa naar voetnoot3 eer is wesen begroeten als den ambassadeur van VrancrijckGa naar voetnoot4, nemende den tijd waer, dat dese in eenige hoven naebij Rome was geretireert. D'AmontotGa naar voetnoot5 was apparent ambassadeur te werden in Hollant, alsoo monsieur de BardesGa naar voetnoot6 sich van die ambassade heeft geëxcuseert, liever blijvende eerste commys van monsieur de ChavignyGa naar voetnoot7. Maer de voorverhailde discoursen, die hij gehouden heeft van Hesdin, stellen hem hier niet wel. Den graef van ChombergGa naar voetnoot8 werdt gesegt eenige Spaignaerden bij Perpignan geslagen te hebben. Don MelosGa naar voetnoot9 werdt verwacht te Constance. Van de Beyersche sijn drieduisent gegaen nae Behme. De reste comen aen den Rijn. Mijnheer den cardinaelGa naar voetnoot10 gaet nae Corbis, daeruit men besluit, dat het oorlogh uit Champagnië gevoert sal werden. De Fransoisen seggen, dat sij in Italië nu hebben sesduisent man te paert, veertien te voet; dat monsieur de Villeroy in de Franche Comté met achtduisent, dat haere vloot in de Middellandsche Zee heeft twintich galeien, twintich andere schepen, de Spaensche vloot in deselve zee vijf ende dertich galeien. Men seit den cardinael-infant is tusschen Cameric ende Pérone. | |
In margine: Tot Parijs, den 9 July 1639. In dorso schreef van Reigersberch: Broeder de Groot, den 9 Iuly 1639. Spierynck. |
|