Briefwisseling van Hugo Grotius. Deel 10
(1976)–Hugo de Groot– Auteursrechtelijk beschermd4150. 1639 juni 7. Van N. van ReigersberchGa naar voetnoot5.Mijnheer, Ick schrijve desen wt Zeelant staende gereet om naer Hollant te reysen ende vandaer den derden Pinxterdach voort naer Groenyngen, waer ick lichtelijck een weeck drie off vier werck sal vinden, hoewel met weynych hope ende apparentie van de differenten tusschen stadt ende landen bij accommodatie, dat nochtans het voornemen is, aff te handelen. | |
Indien uEd. door monsieur VicquevoortGa naar voetnoot1 ofte die de sorge heeft van uwe brieven van Amsterdam naer Sweden te bestellen ofte yemant anders addresse vinden kan om mij tot Groenyngen corter als over Den Hage hetgene ick diene te weten mede te deelen, ick sal lichtelijck in die stat te vinden sijn; anders sal uEd. den ordinaris train ende passage gelieven te continueren, hoewel van mijn sijde door faute van materie lichtelijck eenyge interruptie vallen sal. Hetgene daer ick nu m(eest) naer verlange is te verstaen, wat uEd. van de saecke van (....), daer ick voor mijn affscheyt uyt Den Hage soo breet van hebb(e...) geschrevenGa naar voetnoot2, van den man selffs off yemant anders soo hier als daer mach sijn voorgecommen, hetwelcke mij nodych is tot instructie, hoe ick tegens de groote onbescheydenheyt van die persoon, quo nihil est iniustius et qui nihil videt nisi quod lubet, sal hebben te dragen, opdat hij, dien geen wtvluchten totnochtoe hebben ontbroocken, geen occasie en nemen onder pretext van offensie om uEd. langer slepende te houden. De groote variatiën, die ick tot verscheyde stonden in sijn dilayen hebbe gespeurt, ende de onseeckere aenwijsingen ende termijnen tonen niet seer ront en gaet, discorderende hetgene uEd. lestelijck is geschreven ende mij geseytGa naar voetnoot3 duysent rijxdaelders, alsoo tegens mij sprack van halff ende halfft hier ende tot Hamburg te ontfangen. Naer ick dat humeur allenskens hebbe leeren kennen, soo vreese ick, dat hij uEd. seer cort ende gelijck aen hem verknocht sal willen houden, waerom ick van herten wensche, dat uEd. eenyge seeckerder fons moest aengewesen werden, waertoe alle devoir dient gedaen. Wt D(en) Hage ben ick geadviseert dat hij om GraswynckelGa naar voetnoot4 te salveren ende mij tot aenwijsinge van mijn autheur te engageren onder de hant impressiën souckt te geven tegens sijn beter weten, alsoff ick inventeur van dat geruchte ware, ende op die maniere schijnt hij heeft geschreven aen alle, welckers naem mede wert gespeltGa naar voetnoot5. Doch dat beschaemt hemselven ende is mij vrij suspect, dat hij onder schijn van de waerheyt te ondersoucken niet en gaet daer die is te vinden, waertoe ick, mits niet als ter noot, mijn man, cui promisi silentium, te noemen de hant hebbe geboden. Hij begrijpt seer wel, dat dese faute, indien sij bij hem ware begaen, seer groot soude wesen ende capabel om sijn credyt bij de croone te verswacken, waromme, nu het werck mij ende meer andere is bekent geworden, seer woelt, hoewel het drie dagen te voren hadde geweten sonder resentiment te tonen. Ende off ick wel vast gelooven, dat dit een uytstroysel is met eenych notabel dessein versiert door de Fransen om off FelixGa naar voetnoot6 off AelianusGa naar voetnoot7 een quaden tour te spelen ofte beyde ofte tegens de croone yet te fileren ofte Constans geselGa naar voetnoot8 in futurum scrupuleux te maecken hetgeen hem is bekent mede te deelen, soo weet ick nochtans seecker, dat Aelianus voor desen gelijck ick mede Felix bekent hebbe gemaeckt sodanyge circumspectie niet en heeft gebruyckt als in gelijcke saecken | |
wert gerequireert gevende niet alleen aen verscheyden lecture, maer oock extracten van de communicatiën aen hem gedaen. Doch daervan genouch. Van het publyck hebben wij niet anders als dat het leger noch is te Lith ontrent de Voorne, sonder dat men gissen kan, waer het hem wenden sal sijnde de frontieren van Vlaenderen wel voorsien. Tusschen Engelant ende Schotlant loopt alles meer ende meer tot extremiteyt. Wt Oosten ende Westen hebben we geen nader tijdyngen ende sal ick om mijn reyse te vorderen desen eyndigen met mijne dienstige gebiedenisse. Desen 7 Iunius 1639. | |
Adres: Mijn Heer Mijn Heer de Groot Raedt ende Ambassadeur van de Coninginne ende croone van Sweden. In dorso schreef Grotius: 7 Iunij 1639 N. Reigersberg. En boven aan de brief: Rec. 6 Iulij. |
|