Briefwisseling van Hugo Grotius. Deel 10
(1976)–Hugo de Groot– Auteursrechtelijk beschermd4134. 1639 mei 28. Aan N. van ReigersberchGa naar voetnoot3.Deze brief gaat af genoeg op eenen tydt met myn Huisvrouw. Maar myn Huisvrouw zal waarschynelyk vry wat later in Hollandt komen, zynde genoodzaakt tegens haar wensch den weg over zee te nemen, om niet aangezien te worden voor een Dochter van een Rebel, alzoo die hoedanigheit, niet tegenstaande alle de moeite by ons, en by myn Heer den NuntiusGa naar voetnoot4 aangewent, is gestelt in het paspoort dat ons is van Brussel toegezonden.
Aan 't innemen van Bagdad, op den vyfentwintigsten van Wintermaandt, word niet meer getwyfelt. De PersiaanGa naar voetnoot5 had zestig duizent man gezonden tot het ontzet. Maar het leger van den TurkGa naar voetnoot6 was te wel gesterkt met wallen en werken op de wyze van Europa, en daarenboven een groot deel van volk uit het Turksche leger den Persianen tegengezonden, welke twee redenen de Persianen hebben doen te rugge keeren, en Bagdad doen vallen in de Turksche handen met gewelt en groote bloedstorting, zynde de Groote Heer tegens die van Bagdad zoo zeer verstoort geweest, dat dertig duizent menschen, die in een sterke plaats van Bagdad waren geweken, en zich op bescheidenheit hadden overgegeven, zyn onthalst, tien alleen van de voornaamsten zynde in 't leven gehouden om in zegepraal gebragt te worden te Konstantinopolen. Deze groote overwinning van den Turk zal waarschynelyk den Persiaan doen buigen, en komen tot voorwaarden, dewyl hij ook den Grooten MogolGa naar voetnoot7 tegen heeft, die zich met den Turk heeft verbonden, om dat de Persiaan zyn eigen ZoonGa naar voetnoot8 had verjaagt, wegens een huwlyk met des Mogols DochterGa naar voetnoot9 aangegaan. |