Briefwisseling van Hugo Grotius. Deel 10
(1976)–Hugo de Groot– Auteursrechtelijk beschermd4128. 1639 mei 26. Van P. PelsGa naar voetnoot6.Mijnheer, U. Ex.cie, hebbe over dry weecken lest geschrevenGa naar voetnoot7. Daer en is geene sunderlinge veranderinge, alhoewell dat hier brieven en tijdinge uyt de Sondt is, dat sijne may.tt van DennemarckenGa naar voetnoot8 saude verboden hebben geene schepen naer Coninxbergen te zeylen en dat daerenboven gespargeert wordt, datter 2 Densche orloghschepen vor de Pilauw kommen sauden, soo en kan ick sulckx vor het effect niet aennemen, dordien dat ick uyt het hoff van Polen bericht werde, dat den kayserlycken ambassadeur, graff CurtsGa naar voetnoot9, die hier van Lubeck alle uren verwacht wordt, van Hamborgh ofte uyt Gluckstatt an sijne may.tt van PolenGa naar voetnoot10 heft geschreven bij den coning van Dennemarcken soowel geaccordeert en geaccomodeert hadde, datter geen belettsell en saude geschieden. Daerop dan ooc dor sijne may.tt van | |
Polen eenen extraordinairen scherpen brieff an dese stadt geschreven, dat sij bij sijn ongenade den tax der goederen tot betaelinge van de toelaage sauden willen reformeren naer de lijste van Coninxbergen, die dor de handt der dienaren van SpiringsGa naar voetnoot1 geschreven is. tIs secker, dat sijne may.tt van Polen op den 2/12 julio met den churvorst van BrandeborghGa naar voetnoot2 conferencie hauden sall. Daer en gebreecken geene gemeyne discoursen, dat de wervinge van den kayserlijcken ambassadeur ten principaele aengesien sijn op Pollacken ter renforcement van de imperiale armeën, ooc dat de correspondencie van ArnemGa naar voetnoot3 tendeert yets te attenteren tot diversie op Lijfflandt. Ben ooc bericht, dat de schepen op de reede van Dansick die tot verhinderinge van den toll daer soo lange gelegen van qualiteijt sullen veranderen ome in den plaetse te hinderen alle toevoer naer Pommeren. Ons verlangt seer wat het succes van den rijxdagh in DennemarckenGa naar voetnoot4 ons seggen sall; den rijxdagh in PolenGa naar voetnoot5 gaet seckerlijck voorts in october naest kommende. Ick blijve, Mijnheer, u.Ex.cel Dw.
| |
16/26 mayo 1639, Dansick.
P.S. Compt in de stadt eenen Schottsen schiper hebbende den Denschen admiraelGa naar voetnoot6 gesprocken, die hem heft aengesegt, bijaldien met Spirings pas van Koninxbergen compt, schip en goet te verbeuren. Ick en kan niet anders ordeelen, ofte Dennemarcken sall den toll tot Coninxbergen laeten, maer mij dunckt, dat hij sall begeeren, dat de Spiringen dien niet en collecteren als hem van hun geaffronteert vindende; dogh in korte sullent sien. | |
Adres: Son Exelence Monsegnieur l'ambassadeur de sa may.tt et couronne de Swede à Paris. Boven aan de brief schreef Grotius: Rec. 12 july. In dorso: 26 may 1639 Pels. |
|