Briefwisseling van Hugo Grotius. Deel 10
(1976)–Hugo de Groot– Auteursrechtelijk beschermd4053. 1639 april 4. Van N. van ReigersberchGa naar voetnoot7.Mijnheer, De liberale communicatie, die uEd. mij nu tot twee reysenGa naar voetnoot8 successivelijk van hetgene in alle staten ende rijcken notabelst occurreert heeft, gelieft te doen, wenschende uEd. daerin soude blijven continueren, obligeert mij om mede niet | |
schaers te wesen, waromme, alsoo binnens slants weynych voorvalt, ick uEd. mede sal deelen de tijdyngen, die ons van buyten commen, hoewel eenyge daervan naer apparentie uEd. niet onbekent en sijn, ende namentlijck hetgene wt Engelant wert geschreven, dat den conynck van EngelantGa naar voetnoot1 is vertrocken met 6000 man te voet, 2000 paerden meenende tot Iorck noch 25000 mannen te vinden ende door ontsach van soo grooten macht de Scotten tot gehoorsaemheyt te brengen ofte, soo sij opiniatreren, te dwyngen. Over het leger van den conynck soude commanderen als generael den grave van ArondelGa naar voetnoot2, wie tot lieutenant-generael over het voetvolck heeft den grave van EssezGa naar voetnoot3 ende tot generael over de cavallerie den grave van HollantGa naar voetnoot4. Maior van het leger is gemaeckt AsleGa naar voetnoot5, maior van het regiment van MorganGa naar voetnoot6, seer actif, vaillant ende ervaren in chrijssaecken ende daervoor hier bekent, op wiens schouderen het werck principalijck sal moeten rusten. Ende hoewel sijne m.teyt de Scotten soo verde is tegemoet gecommen, dat hij verclaert nu nochte immermeer in Schotlant de Engelse ceremoniën in sal voeren nochte haer te quellen, hetgene het ander point is, daerom sij haer eerst hebben geformaliseert met de hay’, ofte hoge, commission, hetwelcke sij houden voor een specie van inquisitie ende is een geestelijck recht, tevreden sijnde, dat alle hetselve bij een parlement werde geconfirmeert, soo en kan men evenwel hier qualijck hopen, dat de Scotten tot het herstellen van de affgesette biscoppen, daer de saecke nu op aencomt, sullen willen verstaen; vergaderen veel volck op de frontieren met vornemen den conynck te beletten van gewapent in Scotlant te commen. LisleGa naar voetnoot7, voor desen generael onder den conynck van SwedenGa naar voetnoot8 ende een seer ervaren soldaet, commandeert hare troupes, die geleyt werden van geëxperimenteerde officieren. Den marquys HuntleyGa naar voetnoot9, een papist Schots heer, die den conynck heeft aengeboden een goet getal wel geaffectioneerde Scotse ingesetenen op de been ten dienste van sijn m.teyt te brengen, hebben sij in sijn huys belegert ende werden de Scotten des te meer gaende siende de pausgesinde, wiens religie sij seggen men wil invoeren, bij den conynck werden gebruyckt. Dit oorloge aengaende is te vreesen voor een groote bloetstortynge, alsoo beyde de natiën seer bitter werden tegens den anderen, gelijck sij in 't particulier sulckx qualijck connen laten hier te tonen. Den heer aertsbiscopGa naar voetnoot10 draecht bij veelen de schult van alles, die sij seggen met nieuwe invoerynge dit vier eerst heeft aengesteecken. De Scotten hebben geformeert een vergaderynge van gedeputeerde uyt elcke provintie ende het crijsvolck wert onderhouden bij de dorpen, die seecker getal van volck ende vivres contribueren, ende sal den conynck hem niet weynych geëmpescheert vinden om gelt tot sijn leger te versorgen. Off sij meenen de Oostindische Compangie alhier daertoe yet sal contribueren off dat men bij refuys vandien haere scepen, bij occasie den conynck soo sterck in | |
de Noortzee tegens de Schotten heeft geëquipeert, meent aen te spreecken, weet ick niet, maer het is bedeinckelijck, dat deselve Compangie nu wert aengesocht om de differenten, die sij met de croone van Engelant hebben, dewelcke lange hebben geslapen, met den heer resident BoswelGa naar voetnoot1, die daertoe seyt absolute last te hebben, aff te handelen. De Compangie doet veel wt respect van den staet, maer clacht, sij altijt tot hare grote schade in handelyngen wert geleyt, nu met Engelant, dan met Vranckerijck, sonder dat sij haer goet recht mach mainteneren getroost sijnde alle peryckelen, die sij van vremde hebben te vreesen, indien sij mochten begaen, te keeren, veel te geven, daer sij sustineren groote rechtmatyge pretensiën te hebben. Schijnt niet, dat sij van meenynge sijn om te weeren d'extremiteyt, die soude connen werden gevreest; equiperen negen goede scepen, om daermede de vlote, die in Mey, Iuni off Iuli wert verwacht, te ontmoeten. Tot verhogynge van de helft van het capitael sijn de camers van West-Indiën eens, wachten alleen op de verseeckerynge die den staet haer van het subsidie van ses tonnen gouts iaerlijcks sal doen, waerin men gelooft haer contentement sal connen werden gedaen. Seeckere tijdyngen uyt die quartieren wacht men alle dage. Scepen die uyt Portugal commen ende van Lisbon sijn geseylt den eersten Maert hebben vandaer gebracht, dat de Spaense vlote int begin van Februari noch van Cabo Verde niet was vertrocken ende daer haren generaelGa naar voetnoot2 met wel 1200 mannen hadden verloren, 'twelck, indien inderdaet sulckx ware, men gelooft graeff MauritsGa naar voetnoot3 2000 man voor haer arrivement in Brasil soude hebben gecregenGa naar voetnoot4. Doch een sceepken, commende van St. Hubes mede den eersten Maert, doet geloven, de Spaense vlote in leste van December ofte eerste van Iann. was geseylt, soodat men geen staet op dese advisen, die altemet bij eenyge, die haer met actiën te copen ofte vercopen werden geprocureert, en is te maecken. Dat is seecker, dat den conynck van DenemarckenGa naar voetnoot5 sterck equipeert, maer men weet niet tegens wie, somyge meenen tegens Hamburch, andere om sijne pretensiën bij dese gelegentheyt op de Orcades goet te maecken, maer ten is niet buyten apparentie, dat hij sijn nieuwe verswarynge van tollen, die hij op alle waren heeft verhoocht, op eenyge seer veele ende den salpeter tot het equivalent van den prijs daervoor, die wert ingecocht, des te beter te doen passeren, die men nochtans hier niet van meenynge en is te lijden; waerover oock 12 scepen, die een seer groote quantiteyt salpeter hebben geladen, in de Sont blijven liggen. Indien den conynck van Denemarcken door dat middel subtraherende ofte incommoderende de middelen om het oorloge te voeren meent den vrede, daer hij middelaer van wil wesenGa naar voetnoot6, te bevorderen, hij sal niet meer daerdoor als hij voor desen met sijne c(om)minatiën heeft gedaen, opereren. Om te voorcommen, dat den viant hem int lant van Cleeff geen huys soude blijven houden, heeft den staet in Duisburch ende andere plaetsen garnisoen geleyt. Met Vranckerijck is verdragen het beleyt van wapenen ende wert monsieur | |
d'EstradeGa naar voetnoot1, die door een tertiana wert opgehouden, doch beter was, met den eersten hier gewacht. Het subsidie is gecontinueert op den ouden voet, hoewel men garen het in Hollants gelt hadde betaelt gesien. De achterstallen sullen betaelt werden lopende den maent van April ende den eersten termijn van het lopende iaer den thienden, soo geeft monsieur de BulionGa naar voetnoot2 sijn woort, van Mey. Naer de advysen houden soo van Maestricht als elders schijnt het dessein van den viant te wesen die stat te belegeren, vijff, sesduysent boeren te willen versamelen om de circumvallatie te doen, voorts uyt te hongeren, maer een garnisoen daer binnen sijnde van drieduysent te voet, vijffhondert paerden, soude veel volckx daervoor moeten hebben ende een goede macht daerontrent ende in Vlaenderen om het ontset ofte notable diversie te precaveren, daer de saecken van den cardinael-infanteGa naar voetnoot3, die hem oock van Vranckerijck wachten moet, niet te wel naer en staen. De progressen van den heer BannierGa naar voetnoot4 sijn groot, heeft een groot deel van de Saxische ruyterie, naer BilderbeekGa naar voetnoot5 schrijft, geslagen, staendaerts becomen, de reste in disordre tot onder het canon van Dresden geiaecht. Indien den gemelten heer het geluck kan rencontreren van de troupes van den keyserGa naar voetnoot6, eer sij versamel(t) sijn, gelijck het dessein schijnt, hier ende daer aen te treffen, mocht sijn voornemen wel van groote operatie sijn, dat men andersins meent te steunen op correspondentiën in de quartiere van Bohem, Slesiën, Hungaren ofte Sevenbergen. Met het secours van desen staet ia het als in de voorgaende termen sijnde noch niet gedisponeert om de ses maenden teffens te betalen, waertoe ick wil bij eenyge mijne confidente devoiren doen, maer als ick werde bejegent met de groote verlopen van finantiën ende hoeveel millioenen promptelijck nodych sijn om alles buyten confusie te houden, daer niet een stuyver tegens en is, soo blijve ick confuys. Evenwel sien ick niet dat FelixGa naar voetnoot7 andere reeckenynge als op die penyngen ofte die van monsieur HeufdGa naar voetnoot8 heeft te maecken, darom ick wel garen sage, AelianusGa naar voetnoot9 de verlopen termijnen niet en disputeerde ende die noch vervallen moeten verwachte. In de saecke van ValeriusGa naar voetnoot10 sie ick noch niet claer. Van den heer d'EstampesGa naar voetnoot11 meene ick uEd. wel oordeelt ende naer mijn opinie sal Aristoteles' manGa naar voetnoot12, die hier in cleyne estime is ende daer geseyt wert in geen groote te sijn, het niet langer maecken als sijn tijt van drie iaeren. De stadt van Dansyck meent den tijt niet onbequaem is om hare differente | |
met den conynckGa naar voetnoot1 buyten den lantsdach, die dit iaer niet sal werden gehouden, aff te handelen ende sagen garen ambassadeurs vanwegen den staet daertoe aen sijne m.teyt werden gesonden om als moyenneurs tusschen de stat ende den conynck te gaen. Daertoe is geen quade genegentheyt, doch is bij eenyge bedencke, off diegene voor desenGa naar voetnoot2, die, als sij versocht quamen, geen behoorlijck respect is gedefereert, nu haer entremellerende in een saecke, die den conynck apparent niet te aengenaem sal wesen, sodanygen aensien als haer toecomt sullen vinden. Andere vougen daerbij, dat sij wel moeten wesen geïnstrueert om latende de stadt bij haere toelage, sonder dewelcke sij seyt niet te connen bestaen, den conynck te verhinderen, dewijle sij sonder recht ende reden als geen tytel daertoe hebbende sijne ingesetenen daermede beswarende, dat hij daermede niet in soude participeren, hetwelcke nochtans door hulpe van desen staet niet mach werden ingebracht, alsoo sij gesamentlijck daernaer dat middel souden connen naer het haer goetdochte belasten ende beswaren. Indien uEd. kennisse van die saecke heeft ende eenyge consideratiën van importantie vint, daermede de stats recht met reden tegens den conynck can werden gemainteneert, sal de croon van Sweden dienstych wesen, dat het hier werde geweten. Tusschen de lantgravinneGa naar voetnoot3 ende den keyser oordeelt men noch, dat den tresves sal blijven gecontinueert. Dat is al dat wij voor desen tijt hebben. Eyndige darom met versouck als boven. Desen 4 Aprilis 1639. | |
Adres: Mijn Heer Mijn Heer de Groot, raedt ende ambassadeur van de Coninginne ende croone van Vranckerijck (sic) bij den alderchristelijcksten Conynck. In dorso schreef Grotius: 4 April 1639 N. Reigersberg. En boven aan de brief: Rec. 12 Aprilis. |
|