Briefwisseling van Hugo Grotius. Deel 10
(1976)–Hugo de Groot– Auteursrechtelijk beschermd4082. 1639 april 25. Aan N. van ReigersberchGa naar voetnoot1.Mon frère, Dese jongen edelmanGa naar voetnoot2, die desen brief met hem draegt, is een soon van monsieur de GatinesGa naar voetnoot3, maistre des comptes et maistre d'hostel du roy, mijnen ouden vrund, swager van wijlen monsieur de HaiesGa naar voetnoot4, gouverneur van Montargis, een van mijn beste vrunden. Ick gebruick bijwijlen een huis, dat deselve monsieur de Gatines heeft te St. Clou. Dese sijnen soon hebbende in de letteren ende exercitiën wel geproffiteerd gaet om de crijgh op sijn Hollandsch te leeren onder de graef van ColignyGa naar voetnoot5, soon van den marescal de ChastillonGa naar voetnoot6, die een groot vrund is van den voorss. monsieur de Gatines. Ick heb niet connen naelaeten dese jongman uwe E. ten hoochste te recommanderen opdat hij bij gelegentheit geassisteert magh sijn van raed ende geïntroduceert in de kennisse van personen, die hem nut connen sijn. U.E. hem daerin ende in alle occasie behulpigh sijnde sal daerdoor oock hier mijn credyt stercken. Ick blijve U.Ed. dienstwillige broeder
| |
Den 25 April 1639, tot Parijs. | |
Adres: A Monsieur Monsieur de Reigersberg, Conseiller au Parlement d'Hollande la Haie. In dorso schreef Van Reigersberch: Broeder de Groot, den 25 Apr. 1639, commendati[ti]a Gastines. |