Briefwisseling van Hugo Grotius. Deel 9
(1973)–Hugo de Groot– Auteursrechtelijk beschermd3770. 1638 september 18. Aan N. van ReigersberchGa naar voetnoot4.Mijn Heer, Den eerste September hebben XV Fransche galeijen gelijcke getal van Spaensche ses mijlen van Genua in zee met canon aengetast ende zijn daernae geëntert. De slagh heeft twee uijren geduijrt zijnde zeer bloedigh. Drye Fransche galeijen zijn verdroncken, daerentegen hebben de Franchoysen ses Spaensche galeijen becomen. Aen beijde zijde zijn tusschen de vyer ende vijf duisent man gebleven. Den VIII is Fontarabie, naedat drye mijnen haere operatie gedaen hadden, aengetast, maer (de) regimenten hebben nyet willen vechten sijnde sedert eenigen tijdt nyet wel betaelt, naementlijck het regiment van La MilleraiGa naar voetnoot5 ende de la Couronne. Den admiral van ArragonGa naar voetnoot6 dit zyende van een naegelegen bergh heeft met 1200 ruijters het leger aengetast, hetwelck zeer wel was geretrancheert soo daer handen bij geweest waeren om 't selve te defenderen. Is eerst aengevallen op het quartier van den marquys de La ForceGa naar voetnoot7, dye met zijne domestycquen, alsoo | |
de soldaten hem nyet volgen en wilde, eenige resistentie heeft gedaen, doch tevergeefs, ende alsoo in 't quartier van mijnheer den prins van CondéGa naar voetnoot1 immers soo weynigh defentie was, is den Spaignaerd van alles meester geworden, de Franchoysen gevlucht, haer geschut, vaendelen, gelt bij den vijant becomen. Eenige meenen, dat oock quaed gedaen heef, dat mijnheer den prins aen de eertsbisschop van BourdeauxGa naar voetnoot2 d'eere hadde gegunt van de aenval te doen, welcke eer den hertogh van ValetteGa naar voetnoot3 garen hadde gehadt hebbende in voorgaende occasie zeer wel gedaen ende groot credyt hebbende door het langduijrige gouvernement van zijn vader den hertogh van EspernonGa naar voetnoot4 bij den adel van Guienne. Den voorss. eertsbisschop heeft sich in de schepen gesalveert. Mijnheer den prins heeft door het water moeten loopen om aen een chaloupe te comen. Tusschen de duijsent ende twee duijsent Franchoysen sijn gebleven, meest verdroncken. De reste hebben haer eenige te Baiona, eenige aen dese zijde van de riviere Handaia gesalveert. Den gouverneur van CateletGa naar voetnoot5 is gevangen. De Duytschen, dye daerbinnen geweest zijn, is het leven gegunt. Men seijt hyer, dat den prince van Condé zijn volck weder vergadert tot XVIIIm; daer is oock een geruchte, doch nyet heel seecker, dat den eertsbisschop van Bourdeaux Gatari soude ingenomen hebben. In lang en heeft Vrancrijck soo grooten oneer nyet behaelt. Hyertegen hebben wij eenen cleijne vertroosting, dat op den XIII Castelet met gewelt is ingenomen ende alles dat daerin was omgebracht. 't Is quaed voor den marescal de ChastillonGa naar voetnoot6, dat monsieur du HallierGa naar voetnoot7 sulcx heeft connen doen met hetselve volck, 'twelck denselve marescal daertoe te weynigh seyde te zijn ende daerom sich van 't commandement tot het belegh hadde geëxcuseert: soodat hij ende de zijnen nyettegenstaende de disgratie ende confinement voor een tijdt op zijn huijs haer hier wel tevrede toonenGa naar voetnoot8 hebbende swaerder gevreest. Wij verstaen den graeff CurtzGa naar voetnoot9 opentlijck seijt geen last te hebben te hooren sprecken van de saecke van den palsgraeffGa naar voetnoot10. Den cancelier van VrancrijckGa naar voetnoot11 heeft aen de EngelschenGa naar voetnoot12 geseijt, soo de coninginne-moederGa naar voetnoot13 in Engelant gaet, dat den coninghGa naar voetnoot14 haer sal laeten volgen haer incomen, 'twelck de Engelschen nyet quaelijck en smaeckt als dye nyet garen in costen soude vallen. Mons.r LutzauGa naar voetnoot15 is hyer gecomen van den hertogh van WijmarGa naar voetnoot16 met de | |
drye ende tachtich genomen vaendelen. Seijt ons, dat den hertogh meent drye forten te maecken bij Brisac ende dye met eenen ommeloop aen malcander te hechten, opdat de boeren ende Switsers geen toevoer en doen in de stadt als voor desen. Den vijant vergadert veel volcx, soodat sijne Fürstelijcke Genade meer hulps uijt Vrancrijck sal moeten hebben off te cort sal comen.
Den 18 Sept. 1638. | |
Adres: Mijn Heer Mijn Heer van Reigersberg, raed in den Hoogen Raide in Hollant. In Den Hage. In margine schreef Grotius nog: den XVIII Septembre XVIcXXXVIII. In dorso schreef Van Reigersberch: broeder de Groot, den 18 Sept. 1638 wt Paris. |
|