Briefwisseling van Hugo Grotius. Deel 9
(1973)–Hugo de Groot– Auteursrechtelijk beschermd3639. 1638 juni 21. Van N. van ReigersberchGa naar voetnoot8.Mijn Heer, Wt den bijgaenden brieffGa naar voetnoot9, over drie dagen geschreven met meenynge om met een extraordinaris gelegentheyt te senden, sal uEd. sien graeff WillemsGa naar voetnoot10 tocht, wat obstaclen de vorder progressen hebben verhindert ende de considera- | |
tiën ende discourssen, die selffs bij de ervarentste ende best geïnformeerde op die tijt daerover vielen. Tsedert sijn wij soo verde geïnstrueert, dat gelijcke alle apparentie van groote progressen in die quartieren ons is benomen soo oock alle vreese, dat den viant ons het verblijven ofte de retraite, soo men die wilde doen, dat verde vandaer is, soude connen beletten. Groff canon, ammonitie van oorloge, vivres in soodanygen abundantie, als men begeert, worden dagelijckx sijne Genade toegebracht. Het fort van S.te Marie hadde d'onse beginnen t'approcheren, maer alsoo den viant dagelijckx daer binnen kan crijgen ververschynge van volck ende alle behouften, oordeelt men, dat daerin te continueren niet soude wesen als volck te spillen. Een traverse bij den viant gemaeckt was met force bij d'onse vermeestert, doch sijn wederom met verlies wel van hondert man daeruyt gedreven ende het daer niet bij latende is het twee, driemael gewonnen ende verloren ende tot noch toe bij den viant behouden. Die van het gemelte fort approcheren iegenwoordych soo wel naer ons als wij naer haer. Ende den viant, apprehenderende de wercken van graeff Willem streckende om daer voet te houden ende de twee gewonnen forten te vergrooten ende met een retranchement aen den anderen te trecken versamelt sterck tot Beveren met intentie, soo het schijnt, alles hem mogelijck tot verhinderynge bij te brengen. De deliberatie valt, waer het leger van sijne HoocheytGa naar voetnoot1 te wenden. Somyge meenen nu gelegentheyt is, dewijle den viant de bovenquartieren heeft ontbloot sijnde de marquis de LedeGa naar voetnoot2 met drieduisent man wt Gelder, Gennep, Stevenswaert, Venlo ende Reurmonde int lant van Waes gecommen, dat men daer desseinen kan en behoort te maecken. Andere sagen garen op Hulst, Sas, Damme ofte Brugge wat wiert voorgenomen. De derde opinie is alle de macht in het lant van Waes te coniungeren ende sien, wat daer voort vallen wil. Om te w(e)ten of het leste doendelijck was, is voorleden saterdach cappiteyn van den BoschGa naar voetnoot3 met eenyge andere ingenieurs van sijn Hoocheyt naer het Slyck, daer graeff Willem is gepasseert, gesonden ende te despiciëren, off daer een brugge - de distancie is driehondert passen lanck - soude wesen te maecken, waerover de paerden wt den Doelen met het voetvolck souden connen marcheren. Desen dach was geleyt om wt alle de voorslagen een resolutie te formeren, apparentelijck dat die vigoureuser wesen soude, indien de progressen van de Franse legers beter waren. S.t Omer gelooft men hier is versterckt met 1500 man, merckelijcke quantiteyt van vivres ende ammonitie gebracht door een quartier bij den viant opgeslagen, soodat de veroverynge difficyl, immers traech sal vallen ende aen onse macht weynych diversie geven, soo lange bij den viant geen verder intocht in Westvlaenderen wert geapprehendeert. Wt het accort van de lantgravinneGa naar voetnoot4, dat men nu seecker hout dat volgen sal, moet nootsaeckelijck sterckynge volgen voor de Spaense, verswackynge voor | |
de onse. Binnen Meppen commen vier keyserse regimenten, die onse frontieren omme doen sien. Van versamelynge van de Pals'Ga naar voetnoot1 volck is geen gewach, hoewel men sijne troupes begroot op 4000, soodat veel fatsoens soude hebben eenych groot dessein te formeren. Ende dit oorloge, dat soo in longeur loopt, ruineert de beste senuwen van den staet, die niet bastant sijn soo groote legers te dragen. Ter zee is de ordre nu wat beter houdende den admiraelGa naar voetnoot2 Dunckercke, Oostende, Grevelyngen soo wel beseth, dat geen groote scepen daer wt en connen; aen de cleene hoopt het oock te beletten soo haest sijne fregatten, die dagelijck gereet sullen sijn, bij hem heeft. D'intentie van de directeurs is oock de scepen, als het nodych is, met nieuwe vivres voor de havenen van Dunckercke ende daer sijn te versien ende de vloote wt te houden tot S.t Catelina, wanneer de buysneerynge sal wesen gedaen. In Engelant is een vlote van 14 scepen seylreet, maer men apprehendeert niet, dat se onse visschers sal molesteren. Van monsieur PelsGa naar voetnoot3 wachte ick alle dagen tijdynge, ofte wel, indien hij de brieven, die hem lasten daer te blijven, heeft gemist, den man selffs. Den heer SpierynckGa naar voetnoot4 is noch in Vrieslant. Dit is al dat wij hebben. Indien uEd. mij mede liberale wtdeelynge dede, soude mij aengenaem sijn, uEd. bij eenyge occurrentie, gelijck de voorvallen wonder sijn, mogelijck oock niet ondienstych. Dat is mijn gevoelen. UEd. doe dat hem gelieve. Ick sal altijt blijven genegen om uEd. te dienen. Desen 21 Iunij 1638.
Den Heer van MatenesGa naar voetnoot5 ende van der MylenGa naar voetnoot6 hebben versocht, ick uEd. hare gebiedenisse soude willen doen. | |
Adres: Mijn Heer Mijn Heer de Groot, Raet ende Ambassadeur van de Coninginne ende Croone van Sweden bij den Alderchristelijcksten Conynck. In dorso schreef Grotius: 21 Iunij 1638. N. Reigersb. En boven aan de brief: Rec. 30 Iunij. |
|