Briefwisseling van Hugo Grotius. Deel 9
(1973)–Hugo de Groot– Auteursrechtelijk beschermd3454. 1638 februari 13. Aan N. van ReigersberchGa naar voetnoot3.Mijn Heer, 't Is mij lief uE. wel weder is gecomen van Utrecht ende hoope de vercoutheit nu sal sijn gecesseert. Wij hebben hier verstaen het peryckel, waerin de heer VosbergenGa naar voetnoot4 is geweest, een groot teicken van de macht ende stoutheit der vijanden ter zee. De neutraliteit met het rijck meene ick, dat wel sal duiren, alsoo, wanneer occasie sal sijn van quaed te doen, niet anders van noode en is dan den naem ende eedt te veranderen. In effecte is het een bedeckt oorlogh. Conde die van Dantzig met anderer pooten de castaigne uit het vier trecken, dat waer goed. Maer mijne opinie is, dat sij sullen moeten rond spreecken, haer met verbonden stercken ofte met den coninc van PolenGa naar voetnoot5 accorderen bij maniere van redemtie. De Sweden hebben fondement om tegens alle nieuwe lasten haer te opposeren uit crachte van het achtentwintichjaerige tractaetGa naar voetnoot6. | |
Den coning van DenemarckenGa naar voetnoot1 presenteert sich seer om de paix tusschen Swede ende den keiserGa naar voetnoot2 te maecken, maer Swede wil daer niet van hooren dan tesamen met Vrancrijck. D'Engelschen geven ons wat beter hoope, doch connen noch niet claer sien. Aleer ick uE. brief had ontfangen, had ick den jongen GolilasGa naar voetnoot3 geseit, dat hij niet goeds van GelherGa naar voetnoot4 most verwachten. Dat men hem tijd socht te doen verliesen ende veele pretexten soude vinden om hem te niet hoog te laeten vliegen. Ick houde sulcx seecker ende ben blijde uE. met mij oordeelt. Ick oeffen hem in alle politycque dingen meest van Swede; soo hij immers (in) de crijgh wil, moet hij gaen daer hem Humelus'Ga naar voetnoot5 vijanden niet en connen beletten, die bij CimonGa naar voetnoot6 noch te machtig sijn. Ick sal garen verstaen, wat bij de collegiën op het stuck van Amelant sal werden geadviseert ende wat vallen sal van de electie van de heer OetgensGa naar voetnoot7. Soo de keiser de Hessische trouppes crijgt, sal daerdoor niet alleen de partij verswackt werden, maer oock de palsgravenGa naar voetnoot8 veel hoops benemen. Ick wil hoopen, de Fransoisen middel sullen vinden om sulcx te beletten, gelijck sij 't overgeven van Hanouw hebben gesteut. Wij crijgen soo daetelijck goede tijding, dat den hertogh van WimarGa naar voetnoot9 den 24 January ten deele bij nacht, ten deele bij dage heeft verovert verscheide plaetsen aen den Rijn van het Oostenrijcksche gebiet, dat is van de waldsteden Seggingen aen ghene zijde, Lauffenburg, alwaer een brugge is, ende Waldershaut. 't Is seer veel vooruit ende dient beter bewaert dan de voorgaende passage is bewaert geweest. Vrancrijck sent aen denselve hertogh vier hondert vijftig duisent gulden ende acht hondert ruiters, drie duisent te voet onder GuebrianGa naar voetnoot10, marescal du camp. Meerder macht soude daer wel van noode sijn. Maer den cardinaelGa naar voetnoot11 hout garen de Duitsche regimenten nae bij de hant ende de Fransoisen passeren niet garen den Rijn. Eenige soldaten sijn hier gevangen ende geëxecuteert, die alle de gevangenen van de BastilleGa naar voetnoot12 hadden gemeent vrij te maecken. Men gelooft hier noch, dat de coninginneGa naar voetnoot13 swanger is ende dat in Portugal een groote slagh is geslagen te lande tusschen de Portugesen ende Castillanen, die haer geschut souden hebben verloren sijnde bij de Portugesen, soo sij seggen, tot | |
hooft vercoren een prelaet van 't Huis van AveirosGa naar voetnoot1 bij refuis van den hertogh van BraganceGa naar voetnoot2, die hem begeven heeft te Madrid om de troubles te ontgaen. Den 13 February 1638.
Ick sende aen mijnheer SpierinckGa naar voetnoot3 d'historie van de gescheidenisse bij Leucate (?)Ga naar voetnoot4. Sijne E. can uE. die leenen, U waerd te lesen.
Den 27 January is Out Hesdin, een qualijck bewaert stedeke, bij de Fransoisen overvallen ende verbrant. Den hertogh van Wymar was den 2 February, soo men hier reeckent, gegaen voor Rijnfeld. Men hoopt hij 'tselve nu sal hebben becomen.
Ick sende uE. een particulier verhaelGa naar voetnoot5 van 'tgunt aen den Rijn is gepasseert. Bidde uE. copie daervan te doen maecken ende te geven aen mijnheer CamerariusGa naar voetnoot6 ende Spierinck, alsoo den tijdt mij nu sulcx niet toe en laet. | |
In dorso schreef Van Reigersberch: Broeder de Groot, den 13 febr. 1638.
Het passeren den Rhijn van hartoch Barent ende veroveren van Lauffenburg ende ander plaetsen. |
|