Briefwisseling van Hugo Grotius. Deel 8
(1971)–Hugo de Groot– Auteursrechtelijk beschermd3312. 1637 oktober 22. Aan N. van ReigersberchGa naar voetnoot8.Mijnheer, UE. brief van den 12 octoberGa naar voetnoot9 ontfing ick den 22 desselfde ende verblijde mij van BredaGa naar voetnoot10. | |
Den heer DorpGa naar voetnoot1 servavit se exemplo fibri. Difficilis est provincia illa, hoc tempore. Evenwel is het een saecke, waerop sijne HoocheitGa naar voetnoot2 voor al behoort te dencken. Den conincGa naar voetnoot3 alhier meent den landgravinne-weduweGa naar voetnoot4 ende haere jonge soonGa naar voetnoot5 met Gode hulp in 't werck te houden. Andere vresen voor handeling apart. Ick en weet niet wel, waer de weduwe haer nu onthout. Dient wel een seeckere plaets te kiesen. De Engelschen twijffelen noch, off te Hamburg ofte in Den Hage van het tractaet hier tot Parijs beworpen sal werden gehandelt. De tijdinge van de dissolutie van de Engelsche compagnie is goed voor de Hollandsche; ende meen, de Denen gelijck voor desen niet groots en sullen uitrechten. Ick en heb van Hamburg geen jonger tijding als van den 22 Sept.,Ga naar voetnoot6 ontfangen den 7 october, waerover ick mij verwondere. Mijn soonGa naar voetnoot7 sal daer niet dienen te blijven. In de saecke van CaesarGa naar voetnoot8 is niet anders te doen als de acte bij mij overgesonden te doen insinueren sonder uitstel. Van FastoGa naar voetnoot9 soude ick vresen, dat hij HumelusGa naar voetnoot10 wel soude laeten beginnen, maer hem daernae verlaeten. UE. mocht op het beleit van dese saecke eens hooren het advys van BeriaGa naar voetnoot11 hem wel onderrechtende, dat hier geene questie en is van repressaliën, maer van arrest van des debiteurs goederen voor alle heeren verbonden. Nopende 'tgunt monsieur RivetGa naar voetnoot12 uE. vanwegen d'ElseviersGa naar voetnoot13 heeft geseit, heb ick alrede aen mijn broeder De GrootGa naar voetnoot14 geschreven, dat mijn werck van haer voornemen merckelijck verschilt ende noch niet rede en isGa naar voetnoot15; oock dat ich ordre ende stucken uit Sweden verwachte, die misschien noch soo haest niet en sullen gereed sijn. Ick wensche de jonge neef VosbergenGa naar voetnoot16 geluck met sijn officie. De Spaignaerden, die bij Leucate waeren afgeslagen, houden haer achter Perpignan. | |
Van Dampvillers verwachten wij goede tijdinge, hoewel men seit IsolaniGa naar voetnoot1 ende den hertogh van LothringenGa naar voetnoot2 derrewaerts sijn gegaen. De goede circumvallatie gedaen bij den marescal de ChastillonGa naar voetnoot3 ende galeriën geadvanceert over de wallen doen ons alles goeds hoopen. Off de Fransoisen, die bij Landresis sijn, noch iet sullen doen dit jaer, twijffele ick seer. Daer sijn, die spreecken van Chastelet te belegeren, maer is vrij laet in 't jaer. Van hertogh BernhardGa naar voetnoot4 hebben wij in lang geen tijding gehadt, maer men seit hij Merckelsheim heeft ingenomen ende Kitzing weder belegert. Op de tijding van desselve hertoghs tocht in Duitschlant hadden te Stuckard in Wittenberg eenige haer beginnen t'samen te vougen, dewelcke ontdeckt ende eenige gestraft sijn. Te Turijn is een factie ontdeckt van den cardinael de SavoyeGa naar voetnoot5, maer alsoo de Staten de voochdie ende regence van de weduwe-hertoginneGa naar voetnoot6 hebben erkent, meent men, dat daervoor niet sonderling en sal te sijn vresen (sic). Evenwel om de Fransche saecken te meerder aensien te geven in Italië delibereert den coning van den prins van CondéGa naar voetnoot7 derrewaert te senden. Venegië doet lichtinge. Alle de advysen uit Italië seggen, dat in de slagh bij Monbaldon niet verre van Asta boven 200 Spaignaerden niet en sijn gebleven; dat LeganesGa naar voetnoot8 is in Alexandrië La Paille, sijn volck in 't lant daerontrent; dat den soon van de prince GaleottoGa naar voetnoot9 erfgenaem van den hertogh van MirandaGa naar voetnoot10 blijft onder de Spaensche protectie; dat oock aen den hertogh van ParmaGa naar voetnoot11 alle sijne goederen werden gerestitueert ende 't generaelaet van de zee vanwegen Spaignië gegeven aen den heer (?) cardinaell van FlorenceGa naar voetnoot12. Den hertogh van BeyerenGa naar voetnoot13 continueert veel volck te lichten ende de Switsers tevergeefs te arbeiden in haere vergadering te Baden tot demolitie van het fort van den Rijn in de Valtoline, tot de neutraliteit van beide de Bourgognes ende tot betaeling van 'tgunt Vrancrijck den Switsers schuldigh is. Vaert wel met alle de vrunden. 22 oct. 1637.
Mijn huisvrouw meent, dat in het testament van d'heer RusselGa naar voetnoot14 geen die- | |
naers met name sijn genoemt, maer bekent sub generali nomine van dienaers, onder welcken Iaques MusselèresGa naar voetnoot1 mede is geweest. PiccolominiGa naar voetnoot2 heeft sich geretrencheert bij Quesnoi. | |
Adres: Mijn Heer Mijn Heer van Reigersberg, raedt in den Hoogen Raide in Hollant In Den Hage. In dorso schreef van Reigersberch: Broeder de Groot, den 22 octob. 1637 wt Paris. |
|