Briefwisseling van Hugo Grotius. Deel 8
(1971)–Hugo de Groot– Auteursrechtelijk beschermd3024. 1637 april 10. Aan J.A. SalviusGa naar voetnoot6.3025. 1637 april 11. Van J. de GrootGa naar voetnoot7.Seer lieve ende waerde zoon ende dochter de Groot, uwer Eed. moederGa naar voetnoot8 ende ick met alle ons huysgesin wenschen uwer Eed. ende alle derzelver huysgesin alle geluck, gesontheyt ende zalicheyt. Seer lyeve ende waerde zoon ende dochter de Groot, Hoewel ick alle naersticheyt doe om uwer Eed. zaecke alhyer bij de Heeren van der DussenGa naar voetnoot9, AdrichemGa naar voetnoot10, CamerlingGa naar voetnoot11 ende andere te bevorderen, zoe en | |
hebbe ick doch de zelffde tot alsnoch toe niet konnen tot het gewenste eynde brengen, doordyen de Heeren zoe qualick bij den anderen sijn te crijgen, also de burgermeester van Adrichem gestadelick opte dachvaert ofte anders buyten de stadt is; oock de burgermeester van der Dussen als hij eenichsints van de comparitie in de vergaderinge der Gecommitteerde vrij is, zijn lust heeft om buyten de stadt op zijn hoffstede te wesen. Doch heeft de pensionaris Camerling alsnoch belooft in deze vacantie van Paesschen alle devoir te zullen doen om de zaecke tot een gewenscht eynde te brengen. Hyer en passeert niet sonderlinges van importantie. De meeste praet is van de gepretendeerde Amelandtsche heeren, waervan dit het laetste is, dat dyesaengaende uytgecomen is. Uwer Eed. weet, in wat eere altijdt de burgermeester binnen de stadt van Dordrecht plach te wesen. Nu gaen de burgers de burgermeester BeaumondtGa naar voetnoot1 voorbij sonder den hoet eens (?) aff te lichten, OetgensGa naar voetnoot2 schaempt hem binnen Amsterdam te comen etc. Hyermede, seer lyeve ende waerde zoon ende dochter de Groot, Godt almachtich wil uwer Eed. ende ons allen verleenen tgunt ons zalich is. Metter haest tot Delff op Paeschavont 1637 st. novo. Al uwer Ed. goetgunstige goede vader
| |
In margine: Uwer Eed. zal uyt het schrijven van uwer Eed. broederGa naar voetnoot3 ende anderen konnen verstaen, hoedat de pensionaris BrasserGa naar voetnoot4 bij de Heeren Staten van Hollandt met verde de meeste stemmen genomineert is tot tresorier-generael; ick hebbe op huyden zijner E. mijnen dyenste gepresenteert om zijne zaeck aen sijnen Gen. van CulenburchGa naar voetnoot5 te recommanderen ende dyesaengaende aen sijne Gen., dye iegenwoordich tot Culenburch is, te schrijven om zijne stemme open te houden, totdat hij alhyer zelver compt. De voorss. Brasser sprack van uwer L. broeder in cas van succes alhyer in zijne plaetse te comen. Cogita.
Adres: A Monsieur Mons.r Grotius, Ambassadeur &c. à Paris. In dorso schreef Grotius: 11 April 1637 Ian de Groot. |
|