Briefwisseling van Hugo Grotius. Deel 7
(1969)–Hugo de Groot2790. 1636 oktober 10. Aan N. van Reigersberch11.Mijnheer, Wij hebben nu lang geweest sonder brieven uyt dye quartieren. UE. laeste was | |
van den 1e Sept.1; sedert ghene uyt Hollant ende oversulcx oock nyet uyt Pomeren ende Sweeden. De Engelsche ambassadeurs2 crijgen alle weecx bryeven over Calis; ick nyet. S.r Heufd3 seyt mij, dat al over eenige tijdt resolutie was genomen bij de heeren Staten-Generael, dat gestaedigh twee barquen souden loopen tusschen Vlissingen ende Calis. Dit is onvoltrocken gebleven tot groot naedeel van de coopluyden, insonderheyt van dye van Zeelant, oock van de gemeene saecke. UE. gelieve het best doen, dat sulcken goede voornemen nyet en blijve sonder effect. In het laeste tractaet met Vrancrijck beworpen4 had mijnheer den rijcxcancellier5 expresselijck gewilt, dat vanwegen Vrancrijck ordre op de brieven soude werden gestelt. Dan van Vrancrijck can geen ordre comen; 't moet uyt Nederlant besorght werden, ende daer is aen gelegen; soo lang dat nyet en is, soude men, als de windt goedt is, de brieven over Doveren dyenen te senden, gelijck andere doen. Ick verstae uyt de heer extr. amb. van Engelant, dat de heer Seniterre6 vanwegen Vrancrijck mede instantie doet, om de Engelschen te declineren tot toelaetinge van het sluyten van de handel op Vlaenderen. Ick verstae oock, dat d'heer Joachimi7 geene commissarissen heeft connen becomen op het stuck van den haring. 't Gevolch van de Engelsche ambassadeurs seggen, dat de saeck is geaccommodeert met vijftigh duysent gulden 's jaers bij d'onsen te geven. Sed non consistunt haec, ubi incipiunt. Eusebius8 heeft Stesichorus9 niet wel gesint. Veele meenen, dat gebreck van vivres ende Simonides10 tegen danck de Latou11 van Pindarus12 af sullen helpen. Den graef van Soissons13 geeft Eusebio ombragie. Eenige van de beste edelluiden, die [bij] hem waeren, sijn belast te vertrecken. Varia consilia agitat Eusebius. Van hem te reconcilieren met Vindex' moeder14, met den [hertogh] van Guise15 perplexa omnia. | |
Clachten over Calaber1 ontbreecken hier niet. D'heer van Oosterwijck2 wert hier verwachtet. Tot Amiens was bij den coning3 in presentie van den cardinael4 ende de bevelhebbers eerst goed gevonden, dat het leger ende mijnheer den graef van Soissons soude trecken in Nederlant. Dan den tocht sijnde begonnen, heeft men sooveel difficulteiten gevonden, insonderheit bij gebreck van vivres ende andere dingen, dat den raed van den marescal de la Force5 sulcx ontradende is gevolcht. Ondertuschen heeft den vijant bij nacht het quartier van Degenfelt6, op de wegh nae Dorlant opgeslagen, paerden ende bagagie ontnomen. Den vijant heeft oock de buitenwercken van Corbie, die aen dese sijde van de Somme sijn, weder becomen, doordien de Fransoisen daer geen geschut en hadden. Diergelijcke gebreecken siet men overal: meest van vivres, ende de swaericheit sal niet minderen, indien den vijant sijn winterleger can nemen, gelijck de meninge schijnt te sijn soo in 't hertogdom van Bourgogne, als in Champagne. Nu heeft hij 't Boulonnois geplundert. 't Is te verwonderen, wat al volcx hij heeft overal. Die van Colmaer ende Hanouw vresen voor belegh. Cerbellon7 is sterck ende Rohan8 - qui nobis librum edidit ‘le capitaine parfaict’9 - seer swack in de Valteline, soodat daer afbreuck gevreest werdt. Den hertogh van Parma10 is geruineert, niet besittende anders als twee steden, Parme ende Plaisance, van dese sijnde wel meester van het casteel, maer niet van de burgerie, die hem tegen is. De Fransche vloot is van Vay weder gecomen in Provence, soowel den hertogh van Florence11 als de republique van Gennes siende de swackheit van Vrancrijck nemen partije aen met Spaignie te water ende te lande. De Regensburgsche bijeencomste heeft aenmanen gehad door een propositie van de keiser12 selve. Engelant heeft daer niet veel te hoopen ende verliesen tijdt. 't Pretext van de vrese van de Fransche vloot heeft den vice-roy van Naples13 gedient om een millioen van de stadt van Naples ende een van den adel te trecken. Daer is oock een somme van 100m croone van daer gesonden aen Leganes14, die 50m croonen verwacht uit Sicilië. | |
Van den landgraef van Cassels1 voornemen sijn wij onseecker. De Switsersche ende Grisonsche colonnels ende capitainen Vrancrijck dienende doen groote clachten van wanbetaelinge, ende sijn de gemoederen van die natiën seer afkeerigh van Vrancrijck. Al wederom is een bode gecomen van Calis, brengt niet een letter uit Hollant. 't Schijnt, dat de Latoulieden een monopolie willen besitten van alle tijdingen. Men moet dencken op remedie. Den 10 Oct. n. st. 1636. | |
Adres: Mijn Heer (Mijn Heer) Reigersberg, raedt in den (Hoogen Raide) in Hollant. In dorso schreef Van Reigersberch: Broeder de Groot, den X oct. 1636 wt Paris. |
|