Briefwisseling van Hugo Grotius. Deel 7
(1969)–Hugo de Groot– Auteursrechtelijk beschermd2745. 1636 september 5. Aan N. van ReigersberchGa naar voetnoot6.Mijn Heer, Op den brief van mons.r de S.t ChaumontGa naar voetnoot7, waerbij hij versocht mijne revocatie, heeft mijn heer den rijcxcancellierGa naar voetnoot8 den 29 Iunn. oude st.Ga naar voetnoot9 aldus geantwoort: ‘Id vero non potuit non molestum esse, quod intelligam d. legati Grotii personam parum gratam esse et confidentem cristianissimo regiGa naar voetnoot10. Si mihi de eius viri industria ac fide erga reginam meamGa naar voetnoot11 et summo studio affectuque in regem christianissimum dicenti crederet, auderem libere profiteri vix reperiri, cui sit secundus. Quae et mihi ratio erat in servitiis clementissimae meae reginae eum ad vos mittendi. Ingratam vero personam eius fuisse me per Galliam transeunte nec rex nec cardinalisGa naar voetnoot12, quod sciam, verbo meminere. Dominus quidem ButhilleriusGa naar voetnoot13, cum mihi valediceret, paucis innuebat vereri regem suum et dominum cardinalem, ne aemulatio ac simultas olim studio partium inter ipsum et Belgicum legatum D. | |
PaviumGa naar voetnoot1 exercita aut noceret federi Belgico aut impediret communicationem confidentem, imprimis ne eius legationem sinistre Ordines Federati Belgii interpretarentur. Verum cum et industriam et affectionem optimam legati Grotii laudarem ac me asseverarem certum esse plerosque in Belgico viros magnos favere ipsi, dominus Boutillerius collaudato domino Grotio regis christianissimi clementissimum in ipsum favorem testabatur; nec quicquam addebat, nisi quod Pavio minus placeret. Quibus auditis ego me habiturum in omnibus rationem mutuae amicitiae et cuncta recte ad principales meos relaturum esse promittebam. Belgium quoque cum transirem, non solum quenquam, etiam ex Ordinum collegio, ei inimicum vel minus faventem non comperi - nisi forte quod Pavio et aliquibus adhaerentibus minus placeat - ut etiam multi ob mandatam legati dignitatem gratias egerint, et sibi sint gratulati. Quae res me commovit, ut eius viri optimi opera regina mea in aula regis vestri uti non desierit’. Ick heb noodigh gevonden uE. dese woorden over te schrijven, opdat uE. mach weten, wat deselve sal seggen, soo daer van werdt gesproocken. T'sedert mijn heer den cardinael soo haest ontfangen hebbende, als ick...Ga naar voetnoot2, heeft bestelt, dat ick tot tweemael toe bij de maistre de cérémoniesGa naar voetnoot3 seer feestelijck ben begroet, de tweede mael denselve maistre des cérémonies mij seggende, dat den coning met mijn heer den cardinael ende mons.r de ChavignyGa naar voetnoot4 ende anderen ging tot defensie van de frontieren ende d'ambassad(eurs) de moeyten niet en wilde doen nemen om hem te volgen, maer dat hij ons te Parijs liet mons.r Boutiller de vader ende mons.r de BulionGa naar voetnoot5, met dewelcken wij allegader souden mogen corresponderen; waer voor ick sijne Ma.t heb bedanct ende geseit zijn ordre te sullen volgen, ten waere ick eenige andere expresse ordre creegh van Swede, in welcken gevalle ick mij aen een van de maistres de cérémonies soude addresseren. Sedert is Madame de FeuquièreGa naar voetnoot6 bij mijn huisvrouw geweest haer tenterende, off wij geen liberaliteit van den coning en souden begeren te ontfangen, t'welck mijn huisvrouw met beleefdtheit ende goede redenen heeft geëxcuseert. Vellent habere sibi obnoxiosGa naar voetnoot7. Andere luiden soecken sij niet. Soo ick eens quame door Hollant te passeren, ick soude CalaberGa naar voetnoot8 wel eenige dingen connen seggen, die hem ende CimonGa naar voetnoot9 niet onnut en soude sijn. Middelertijd laet ick niet dagelijcx bij de lelieluidenGa naar voetnoot10 alle goede diensten te doen. Soo Engelant eens eene vigoureuse resolutie neemt, soude mijn heer den rijcxcancellier mij daer wel connen gebruicken. Doch dat is seer onseecker, alsoo Engelant noch met Vrancrijck niet en sluit ende met Hollant blijft in dispute. UE. gelieve mij te schrijven, off d'heer JoachimiGa naar voetnoot11 derrewaert weder gaet. | |
Monsieur d'AvauxGa naar voetnoot1 van sijne ambassade wedergecomen sijnde heeft door pater JosephGa naar voetnoot2 geobtineert, dat tegen SaucourGa naar voetnoot3, sijne swager, die Corbie heeft overgegeven, niet en werdt gestatueert, hoewel sijne faute, alsoo in die stadt niet gebreck en was dan courage, grooter was dan van de gouverneurs van CasteletGa naar voetnoot4 ende CapelleGa naar voetnoot5, die bij contumacie gecondemneert sijn met vier paerden vaneen getrocken te werden. Eenige meenen Saucour nu in Engelant is. Den coning heeft over vijf dagen aen mij gesonden den meester van ceremonie om te seggen, dat sijne Maiesteit gaet tot defensie van de frontieren, ende de ambassadeurs de moeite niet en wil aendoen van hem te doen volgen; dat mons.r de Bulion ende Boutiller de vader hier blijven om te verstaen, soo de ambassadeurs iet te seggen hebben. De coninginneGa naar voetnoot6 blijft hier. Off s'conincx broederGa naar voetnoot7 hier blijft ofte nae het leger gaet, is onseecker. Den vijant sterct Corbye. Ende aen d'andere cant valt met ruiterie in t'hertogdom van Bourgogne - hoewel Verdun op de Saône bij den prins van CondéGa naar voetnoot8 weder is becomen - ende in Bresil. Den cardinael de la ValetteGa naar voetnoot9 met hertogh BernhardGa naar voetnoot10 blijven om Campagne te bewaeren. Den vijant heeft, doen hij Roie bequam, veel vivres gecregen, t'welck hem voordeel geeft. Men hoopt hier seer op een diversie uit Nederlant. Den pausGa naar voetnoot11 schrijvende aen den cardinael GinettiGa naar voetnoot12 seit ‘missa ad utrunque regemGa naar voetnoot13’ om Spaignie noch Vrancrijck niet te offenseren; dit neemt Vrancrijck niet wel. Den Poolsche gezant SchavaskyGa naar voetnoot14 is sieck, niet sonder peryckel. Den keiserGa naar voetnoot15 heeft aen den hertogh van MantuaGa naar voetnoot16 geschreven; SavoyeGa naar voetnoot17 blijft onlustig tegen CréquyGa naar voetnoot18 ende in alle sijne actiën wanckelbaer; ParmaGa naar voetnoot19 werd gesolliciteert door FlorenceGa naar voetnoot20 ende GenuaGa naar voetnoot21 tot vrede; RohanGa naar voetnoot22 can niet doen door pest, honger ende oock vrese uit Tirol. Het Spaensche leger in Italië | |
buiten de guarnisoenen werdt geschat XXm man, want sij hebben uit Naples, Duitschlant ende d'eilanden van Provence hulp becomen. De Fransoisen met haer hulpen connen de helft niet uitbrengen; hebbende daerom alle de forten bij den Tecin verlaeten. 's Conincx schepen seilen noch niet uit. De saecken van den TurckGa naar voetnoot1 gaen oock qualijck: sijn armée seer geswackt door sieckte, sonder gelt, ende niet machtig de Persianen te wederstaen; daerenboven een groot meuterie van de soldaten in Asiën; den coning van de Precopsche TartarenGa naar voetnoot2 in terme van revolte hebbende den Bassa van CaffaGa naar voetnoot3 doen ombrengen. In Naples werdt van nieus gelicht 12m te voet, 4m te paerd. Uit Spaigne comen noch 6m nae Milan om de Fransoisen, die alrede in Piedmont sijn geretireert, te vervolgen. Savoye doet niet; Parma vordert sijne particuliere interesten tegen DoriaGa naar voetnoot4. Den H (?). van Mantua is in de ly (?) ende werdt gesolliciteert. Van alle de conquesten hebben de Fransoisen ende haere bondgenooten niet behouden dan Villette ende Bremo. Summa: overal is wijsheit, courage ende macht van noode om tot eene goede paix te comen. God geve dat best is. 5 Sept. 1636.
Wilt mij wel adviseren van de intentiën van Calaber, NumerianusGa naar voetnoot5, CaesarGa naar voetnoot6 etc, opdat ick oock wel mach adviseren aen uE. ende (?) bij ThucydidesGa naar voetnoot7. | |
Adres (met andere hand): Mijn heer Mijn heer raetsheer Reigersberg. In Den Hage. port In dorso schreef Van Reigersberch: Broeder de Groot, den 5 Sept. 1636 wt Paris. Antwoorde van de heer rijxcancelier aen St. Chaumont versouckende ons broeders revocatie. Mijn heer den prinsGa naar voetnoot8 oordeelde dit seer te strecken tot eere van ons broeder. |
|