Briefwisseling van Hugo Grotius. Deel 7
(1969)–Hugo de Groot– Auteursrechtelijk beschermd2722. 1636 augustus 22. Aan N. van ReigersberchGa naar voetnoot7.Mijnheer, Naedat ick uE. laest had geschreven, is 't belegh van Doles verloren sonder eenigh eerlijck pretext, alsoo de tijdt nyet toe en lyet eenige handeling van neutralitijt te verwachten. Over vijff dagen is oock Corbye bij het deel van des vijants leger, dat aen d'andere zijde van de Somme is, becomen, geen gebreck hebbende van eeten, van geschut, buscruyt, nochte oock van garnisoen - daer was in XVIc man - maer alles door de onlust van de burgerye. Evenwel den gouverneurGa naar voetnoot8 ende den lieutenantGa naar voetnoot9, dye de susterGa naar voetnoot10 heeft van den president de MesmesGa naar voetnoot11, ende mons.r d'AvauxGa naar voetnoot12, t'Amiens comende, zijn van 's conincxGa naar voetnoot13 wege gevangen ende sullen, soo men meent, metten hals haer slappichijt betaelen. Amiens selve is daernae geïnvestiert, de stadt nyet sterck, maer het casteel wel houbaer zijnde. 't Ander deel van 's vijants leger stroopt tusschen de Somme ende d'Oise. Den coning treckt een deel volcx, meest ruyterye, uyt het leger, soo van mijn heer den prins van CondéGa naar voetnoot14 als van den cardinael de La ValetteGa naar voetnoot15 ende den hertogh van WeimarGa naar voetnoot16 de reste blijvende, d'eene tot defensie van het hertoghdom van Bourgoignie, bevochten door hertogh CarelGa naar voetnoot17 ende LamboyGa naar voetnoot18, d'andere om | |
GallasGa naar voetnoot1, dye tot Drusenheim wel geretrencheert light, te wederstaen. Boven dye ruyterye brenght des coninx broederGa naar voetnoot2 een deel, LonguevilleGa naar voetnoot3 een deel uyt Normandië ende daerontrent, dye al te samen met de ruyterye, dye den graeff van SoissonsGa naar voetnoot4 voor desen had, sal mogen uytbrengen XII duysent man. 't Voetvolck, soo 't oude als dat de steden bij malcander brengen, wordt gehoopt te sullen sijn XXVm man ende men sal noch wel sooveel boeren in wapenen brengen, 't welck, soo men eer had willen doen, waer de passagie over de Somme belet geweest. In Italië ende de Valteline geschyet nyet goeds, maer men heeft hoope, dat de vloot van den coning, dye van Rochelle rondom Spaignie zijnde gecomen nu bij Marseille is t'samen met de galeyen, wat sal doen (?) uytrechten in het rijck van Naples, alwaer door het dwingen van het volck tot het oorlogh ende andere beswaernisse tumulten ontstaen. De Fransche seditiën in Languedoc tracht men met toegeven te accommoderen. Den coning verbyet alle ambachtsluyden meer als eene knecht te hebben, willende daerdoor de overige dwingen om in den crijgh te gaen; neemt oock dertich uyt elcke compaegnie bij de stadt aengenomen in zijnen dyenst. Maer het een ende het andere geeft oorsaeck tot verloop van vele luyden, waervan velen oock haer nae den vijant souden begeven, ten waer op alle de bruggen van de rivieren groote wachten sulcx waeren belettende. Den graeff van Soissons gaet naer de Oise om Beauvais te bevrijden. Den coninck is te Chantilly, alwaer bij hem comt vandage sijn broeder met volck. Men mompelt van AlpheusGa naar voetnoot5. EusebiusGa naar voetnoot6 arbeit bij ThucydidesGa naar voetnoot7 ende bij SophiGa naar voetnoot8 om Constans' geselGa naar voetnoot9 van de LatouwenGa naar voetnoot10 wech te helpen. Thucydides toont Constans' gesel wel te willen bij alle manierenGa naar voetnoot11. Tot Parijs, den 22 Augusti 1636.
SaumaiseGa naar voetnoot12 sal bij VindexGa naar voetnoot13 gebruict werden meest om al te doen tegen Alcaeus, alwaer het dat Latou nae StesichorusGa naar voetnoot14 ging. | |
In dorso schreef Van Reigersberch: Broeder de Groot, den 22 Aug. 1636 wt Paris. |
|