Briefwisseling van Hugo Grotius. Deel 7
(1969)–Hugo de Groot– Auteursrechtelijk beschermd2723. 1636 augustus 23. Van J. de GrootGa naar voetnoot1.Seer Lieve ende waerde zoon ende dochter de Groot, Uwer Eed. moederGa naar voetnoot2 ende ick, met de andere vrunden alhyer wenschen uwer Eed. met alle derzelver Lieve huysgesin alle geluck, gesontheyt ende zalicheyt. Wij hooren alhyer daechlix veel van den inval van de viandt in de landen aldaer, mitsgaders van de middelen, dewelcke in Vranckrijck gebruyckt werden om 't selve weder te beletten. Sijne Ex.eGa naar voetnoot3 neemt deze gelegentheyt ter herten; ons volck leyt meestal ontrent de Schans van St. Andries; zullen eerstdaechs hooren, wat Sijne Ex.e zal voornemen, niet alleen om Vranckrijck te verlichten, maer oock om voor onze landen eenich voordeel te doen. Men heeft dus lang doende geweest om middel te vinden tot beter betalinge van alle de crijchslasten; men verhoopt een goet redres, hetwelcke noodich is, indyen wij onze zaecken staende willen houden ende ons van meuterije ende dyergelijcke onheylen te verhoeden, hetwelck Godt almachtich wil gunnen. Dewelcke ick bidde dat zijn goddelicke wille sij, seer Lyeve ende waerde zoon ende dochter de Groot, uwer Eed. ende ons allen te verleenen 't gunt Hij weet dat ons zalich is. Al uwer Eed. goetgunstige goede vader
| |
Metter haest tot Delfft, den 23e Aug. 1636. st. novo. | |
Adres: A Monseigneur Monseig.r de Groot, Ambassadeur à Paris. In dorso schreef Grotius: 23 Aug. 1636 Ian de Groot. |