Briefwisseling van Hugo Grotius. Deel 7
(1969)–Hugo de Groot– Auteursrechtelijk beschermd2633. 1636 juni 16. Van N. van ReigersberchGa naar voetnoot9.Mijn Heer, Het is wel te passe gecommen, dat twee dagen voor het vertreck van den heer SpierynckGa naar voetnoot10, die desen middach naer Amsterdam ende voorts naer den heer rijxcancelierGa naar voetnoot11 is gereyst, uEd. memorie sijne Ed. door mij is behandycht, want alsoo eenych bedencken daerin vont, soo heeft hij met mij daerover gecommuniceert. Naer de calculatie, die sijne Ed. maeckt, soo kan uEd. achterwesen soo groot niet sijn als het uEd. wel schijnt te reeckenen. Dan ick mercke abuys bij den eenen off den anderen moet sijn in het reeckenen van de ordinaris gagie ende, naer mij dunckt, soo heeft de heer Spierynck alleen memorie, dat uEd. getracteert wert op den voet van den heer CamerariusGa naar voetnoot12, die toegeleyt is twintych rijxdaelders 's daechs, dat in 't jaer weynych meer als achttienduysent guldens beloopt. Hierop | |
heb ick sijne Ed. onderrecht, dat ick van uEd. hebbe verstaen, dat uEd. twintychGa naar voetnoot1 guldens sjaers was toegeleyt, oock getoont de ongelijckheyt van de costen, die hier ende te Paris moeten werden gedragen, ende wel verseeckert was, dat uEd., lettende op de eere van de Croon, niet op sijn eygen profijt, veel van het sijne alreede hadde getrocken. Dit wert bij sijne Ed. wel geadvoueert ende oock soo verde hetgene ick van de gagie allegeerde aengenomen, dat hij nader daerop hem wil informeren. Op de begrootynge van de extraordinaire oncosten conde ick soo absoluyt geen contentement geven, want die stijl bij haer, van alle particulariteyten tot laste te brengen, niet sijnde gebruyckelijck, vont hij wat difficulteyt, hoe hem daer best in soude reguleren. Sijn opinie was, ende om die reeckenynge in geen neuswijse handen te laten commen, hetwelcke soude moeten geschieden in gevalle daer betalynge op soude werden gedaen, ende alles eerst naer ordre van de heer rijxcancelier, die hij niet en wist, hoe dat soude smaecken, slouch voor, off niet best soude wesen het extraordinaire van de reyscosten ende andere dyngen tot eenen vastiechyt (?) te stellen, sonder te particulariseren, ter discretie van de heer rijxcancelier, die mogelijck meer, mogelijck minder daertoe soude ordonneren als de extensie daervan nu monteert. Dan seyde niet in ander luyden saecken te connen disponeren ende becommert was uEd. deshalven te schrijven, alsoo hij apprehendeerde dat, in gevalle het buyten uwe reeckenynge ginge, licht mocht twijfelen van sijn goed affectie ende wille, die hij mij verclaerde ten hoochste altijt tot uEd. geweest te sijn, te wesen ende te sullen blijven, gelijck ick oock anders niet en kan oordeelen; daeromme wel goet vont, dat dien voorslach van mij aen uEd. sonder van hem te vernemen soude geschieden. Ick maeckte daer geen difficulteyt in, nochtans met recommandatie, dat middelertijt soude sien op de beste wijse uwe Ed. contentement op alles te doen hebben, ende dat de manier van particuliere extensiën, bij uEd. gepleecht op de wijse bij de ambassadeurs van desen ende andere staten soo gebruyckelijck is, dat de reys- ende teercosten extraordinaire in het reysen vallende oock redelijck was extraordinaire werden gedragen. Absolutelijck wert mij dat niet geadvoueert, maer alleenelijck ende verder niet dan als het extraordinaire het ordinaire monteert, want tweederley lasten als ordinaris ende extraordinaris op eenen tijt te brengen niet redelijck en scheen. Daerover hebben wij wat gediscoureert. Mijn conclusie is geweest, dat ick uEd. als wt mijn eygen motyff hierover soude schrijven, ende op die maniere sal uEd. desen, voor sooveel daer instructie wt sult (?) tot onderrechtynge aen de heer Spierynck nemen, moeten interpreteren. Doch versocht ick, ende is mij oock toegeseyt, dat nu t'Amsterdam commende het liquide achterstel wilde betalen, alsoo ick wist uEd. van het sijne hadde getrocken ende meerder anders trecken soude moeten. Dese gelegentheyt heb ick uEd. des te breeder willen verhaelen, omdat die seer nodych dient geweten, niet alleen om soodanyge antwoorde den heer Spierynck, als dienstych oordeelen sult, daerop toe te doen commen, maer principalijck omdat voor het toecommende tot informatie sal connen dienen, waerwt uEd. depence wat nauwer sal connen werden gedresseert, hetwelck niet onbequamelijck bij occasie, dat desen staet van ambassadeur verandert, sal connen geschieden. Doch vooral dient uEd. goede onderrechtynge te geven aen de heer Spierynck, op wat tractement uEd. aengenomen is, dat vastgestelt sijnde sal voor het toecommende aen de reste sooveel niet sijn gelegen; gelijck ick oock vertoonde, | |
dat in de eerste aencomste veel costen van reysen ende vereeryngen vallen, die daernaer niet (meer) sijn te dragen. Ondertusschen sult wel doen hoe eer hoe liever alles op de bequaemste maniere te doen vereffenen ende met alle gevouchelijcke middelen sooveel doendelijck de achterstellen te verhoeden. Daervoor heeft den heer Spierynck mij belooft sorge te sullen dragen, ende vooral gaende in Sweden, gelijck hij hoopt, tewege te brengen assignatie van seeckeren fons, daer de ambassadeurs het tractementen sullen ontfangen. Dat waer goet, want de menschen affectiën seer sijn veranderlijck ende licht kan gebeuren, dat den heer Spierynck op eenych ander employ dencke, waertoe ingevalle hij inclineert dese commissie, die hij seer wel heeft wtgevoert, hem - wederom gaende met ontrent de hondert duysent guldens ende ordre tot noch vijftych - schoone occasie heeft gegeven, niet sonder ombrage van die vreesen daerbij connen sijn geïnteresseert. Naer mijn oordeel sal hij haest de eene ofte de andere occasie soucken om eerlange eens wederom hier te commen, dat ick des te meer gelove, dewijle sijne huysvrouweGa naar voetnoot1 hier laet; waeromme uEd. verdacht sal gelieven te wesen, om geen tijt te verliesen, soowel naer Duytslant als naer dese landen sijne brieven te addresseren ende die moyte niet te ontsien, opdat sij waer hij sij ter handen commen. Soo uEd. goet vint, dewijle met mijn communicatie dit is begonnen, ick hem oock nader daerop schrijve, laet mij maer weten, in wat forme het gelieft te hebben gedaen; sal geen difficulteyt daerin maecken. De qualiteyt, die ick sie dat de heeren Staten hem hebben gegeven, is: Raet van de finantiën ende Abgesant. De brieven sal uEd. op Amsterdam connen ende die voortaen gelieft te bestellen aen Le BlonGa naar voetnoot2, wonende over de nieuwe Appelmart, agent vanwegen de Croon in Engelant. Den heer Spierynck heeft mij ende andere seer affirmativelijck tot meermalen gesproocken van de grote estime, daer den heer rijxcancelier uEd. persoon in heeft, ende het geneugen, dat sijne Ex.tie neempt in uEd. diensten. Mercke oock wel d'intentie is uEd. in den dienst van Sweden te houden. Van sijne affectie ende wat voor uEd. genegen is te doen, heeft hij mij alle verseeckertheyt gegeven, maer de schaersheyt van gelt maeckt op alles nauwer wert geleth. In de betalynge moet uEd. reeckenen groot faveur te genieten, alsoo den heer Camerarius weynych min als achtien duysent daelders, naer den heer Spierynck mij heeft geseyt, ten achteren is. Met caesarGa naar voetnoot3 weet ick niet, hoe ick het sal maecken, want uEd. sijne pretensiën op het hoochste begrotende licht oordeelen soude soo de volle gagie waer te becommen, ende noch weet ick niet, off men daer soo van 32000 guld. sal scheyden, warom ick scrupuleux werde mij des te intromitteren. Op het advis van de advocaten moet uEd. niet te veel fondament maecken, alsoo, gelijck de menschen in humeuren ende maximes sijn verdeelt, andere op andere praesuppoosten het anders souden dragen. Bij arbitrage weet ick niet, off sal willen vallen, qualijcker, wie men soude kiesen. Weet uEd. bij wegen van rechten het te helpen, men soude | |
hen stijver connen houden. Accommodatie kan ick nochtans niet ontraden. Sal sien, wat ick kan doen. Voor Luyck wert gevreest. Brieven van den cardinael-infanteGa naar voetnoot1 aen PicolominiGa naar voetnoot2, bij de onse geïntercipieert, toonen sij het met gewelt meenen te attaqueren ende oordeelt men het niet langer tegen houden kan. Vranckrijck sage ons garen in het velt. De proceduyren van Engelant geven hier becommerynge; 't is ongelegen met vigeur die tegens te gaen, haer te laten gewerden mach men oock niet. De compangiën van de drie staten van oorloge ende noch eenyge van de vijftych sijn op de cantoiren geassigneert. Mij ontbreeckt tijt om uwe Ed. breeder te onderhouden ende blijveGa naar voetnoot3. Desen 16 Iunij 1636.
Den heer Spierynck excuseert, dat hij uEd. brieven onbeantwoort laet, omdat hij die qualijck kan lesen. Wilde wel, dat uEd. die door sijn secretaris met een goede hant dede schrijven, in welcken gevalle belooft prompt met antwoorden te sullen wesen. | |
Adres: Mijnheer Mijnheer De Groot, Raet ende Ambassadeur van de Coninginne ende croone Sweden bij den Alderchristelijcksten Conynck. In dorso schreef Grotius: 16 Iuny 1636 N. Reig. En boven aan de brief: Rec. 22 Iul. |
|