Briefwisseling van Hugo Grotius. Deel 7
(1969)–Hugo de Groot– Auteursrechtelijk beschermd2597. 1636 mei 21. Aan N. van ReigersberchGa naar voetnoot1.Mijn Heer, Wij verwachten vanavont ofte morgenochtent brieven van uE. Dese gaet wat voor de tijdt af bij occasie van een Hollandsche bode. Men seit, den hertogh van BouillonGa naar voetnoot2 gaet nae Coblentz, 'twelck wel hulp van noode heeft. Hagenouw is oock in swaericheit ende Plaisance in Italië. Hondert duisent gulden is gesonden aen den hertogh van RohanGa naar voetnoot3. GalasGa naar voetnoot4 begint sich te roeren hebbende goede provisie gedaen van coren. Men stelt sich hier om Sweden wat beter als voor desen te contenteren. Mijnheer den cancelierGa naar voetnoot5 is geen man om hem met woorden te laeten paeyen. 't Schijnt, de Engelschen haer beclagen over de keiserGa naar voetnoot6 met Spaignie off wel tevrede sijn, om het publycq ende particulier proffijt haer sulcx gelaten ende den soon van OlivaresGa naar voetnoot7, soo men schrijft, gaet daer als ambassadeur. Den graef van LicesterGa naar voetnoot8 is hier noch niet gecomen. Uit Spaigne sijn twee millioenen overgemaect voor de saecken van Duitschlant, een voor Milan. Den cardinal de la ValetteGa naar voetnoot9, H. BernhardGa naar voetnoot10, HebronGa naar voetnoot11 staen op haer vertreck ende seggen vrij wat te willen doen. God wille het segenen. 't Accoord van de ValtelineGa naar voetnoot12 sal blijven soo het bij Vrancrijck was begrepen ende sal bij Venegie werden geapprobeert. Te Romen meent men den coning van SpaignieGa naar voetnoot13 grager te sijn nae de paix dan den keiser. Hoe Vrancrijck met Rome staet is seer duister te studeren. Men schrijft hier boecken tegen den pausGa naar voetnoot14 met dreigementen. Men laet deselve cours hebben ende men verbiet deselve daernae. Ick verlange te weten, wat discoursen daer vallen over het huwelijck tusschen Polen ende de PalatineGa naar voetnoot15. Straesburg hout noch neutraliteit. Wij verstaen 600 ossen (?) uit Hongren comen met coren den Donauw op tot Donawerd, van daer met carren nae Heilbrun ende weder met schepen langs de Necker nae den Rijn. Dat men tot Mentz uitjaegt alle de geestelijcke, die hommage gedaen hebben aen Sweden. | |
Vaertwel. Den 21 May 1636.
Ick hoop mijnheer SpierinckGa naar voetnoot1 alrede ordre sal hebben gestelt op 'tgunt ick Sijne Gestr. heb overgesonden. Soude ick hier de eer wel bewaeren, soo most ick eerst gestelt werden buiten het groote verschil. Den brief op Hamburg sal uE. geven aen mijnheer Spierinck met mijne recommendatie, ofte senden aen HertoghsveltGa naar voetnoot2 tot Amsterdam. | |
In dorso schreef Van Reigersberch: broeder de Groot, den 21 May 1636 wt Paris. |
|