Briefwisseling van Hugo Grotius. Deel 6
(1967)–Hugo de Groot– Auteursrechtelijk beschermd2493. 1636 februari 28. Aan N. van ReigersberchGa naar voetnoot3.Mijn Heer, Van dit jaer heb ick geen van uwe E. gehadt, als van den vijfden JanuarijGa naar voetnoot4. De oorsaecke houde ick te sijn uE. langer absentie dan gemeent was. Van weeck op weeck heb ick geschreven ende de brieven gesonden aen ValeriusGa naar voetnoot5. Nu en is niet veel nieus. In Italië is alles stil. Den hertogh van ParmaGa naar voetnoot6, die hem hier vroolijck maeckt, seer vervremd van de paix solliciterende alleen om groote macht vanhier in Italië te doen comen, alsoff het daer alles te doen waer ende de rest maer daertoe en diende. Den cardinael de la ValetteGa naar voetnoot7 comt van desen dagh hier om ordre te ontfangen ende raedt te geven, alsoo den vijant hem seer sterckt in 't landt bij Verdun ende loopt tot in Champagne, soodat wij, soo daer niet haest raedt in en werdt geschickt, de vijanden souden mogen crijgen niet verre van dese stadt. Van hertogh BernhardGa naar voetnoot8 werd hier verscheidelijck gesproocken. Mij dunct niet vremd te sijn, dat hij geene groote resistentie en heeft connen doen, alsoo de helft van sijn ruiterie is geweest met den cardinael de la Valette om Colmar ende andere plaetsen van de Elsas te ontsetten, dat tamelijck wel geluckt is, alsoo tot Colmar, Slestadt ende Hagenauw coren ende andere nooddruft is ingebracht. Middelertijdt is de vijant een cleine riviere gepasseert ende heeft h. Bernhard gedrongen sijne retraicte te nemen op Chalons, alwaer nu 's conincxGa naar voetnoot9 volck vergadert ende 't gerucht is hier - hoewel die van H. Bernhards wegen hier sijn, daervan seggen niet te weten - dat hij in persone hier comt om de noot te vertoonen. De keyserschen sijn in die quartieren machtigh sijnde seer gesterct door de Polen, Croaten ende hulp uit Nederlant. Hertogh Bernhard send een edelmanGa naar voetnoot10 aen sijne broedersGa naar voetnoot11, met last, soo ick hoor, om oock aen mijnheer den rijcxcancellierGa naar voetnoot12 te spreecken. Hij heeft reden om becommert te sijn. | |
Te Mets heeft het parlement de predicatie van de lutherschen aen de heeren, die uit Duitschlant daer gevlucht waeren, verboden ende de Duitsche princen sijn niet gewent soo getracteert te werden als de Franschen met absolute bevelen, commissarissen tot rechters, Bastille voor logys. Den prince van CondéGa naar voetnoot1, hebbende dese dagen belofte gedaen aen het parlement, soo men eenige raedsheeren ontfing van de nieuwe edicten, dat den coning de rest soude over het hooft sien, werdt gedisadvoueert. Tegen die van de religie heeft den bisschop van OrléansGa naar voetnoot2 een groote ende bittere oratie gedaen, als tegen vijanden van den coning. Coblens werdt geseit verloren te sijn. De heer HogendorpGa naar voetnoot3 hoor ick, dat hierover passeert. Meer voor deze tijdt [niet], alsoo de nieuwe tijdingen noch in het broeien sijn. Mijne gebiedenis aen GracchusGa naar voetnoot4, NumerianusGa naar voetnoot5 CesarGa naar voetnoot6 ende de particuliere vrunden met recommendatie van alle mijne saecken. Den 28 Febr. nieuwe stijl.
Ick en weet niet, off ick uE. geschreven heb, dat mijnheer den cancelier onsen oudsteGa naar voetnoot7 bij hem heeft begeert te houden. Hij is daer in de rechte school om wat te leeren. | |
Adres: Mijn Heer Mijnheer Reigersberg, raedt in den Hoogen Raide. In dorso schreef Van Reigersberch: Broeder de Groot, den 28 febr. 1636 wt Paris. |
|