Briefwisseling van Hugo Grotius. Deel 6

[p. 442]

2418. 1635 december 29. Van N. van Reigersberch¹.

De Prins van Oranjen² heeft noch over twee dagen met zeer grote genegentheit van U Ed. gesproken; en onder anderen sprekende van het boek van Seldenus³ geoordeelt, dat niemant als U Ed. dat beter zoude konnen weerleggen, meenende ook, dat men U Ed. daartoe behoorde te verzoeken, beschuldigende die door wantrouwen zoo groote qualiteiten den Lande onvrugtbaar maken, zoo om binnen als buiten 's Lands te gebruiken. Hy zeide ook, dat hy over twee dagen ten huize van Charnasse⁴ zynde, die op zijyn tafel hadde het boek de Jure Belli et Pacis⁵, het zelve hem zeer hoog had aangeprezen, met verwondering, waar U Ed. alles had gehaalt, dat daar in werd verhandelt.

1 Gedeelt. gedrukt Brandt-Cattenburgh, Leven II, p. 54. Grotius' antwoord dd. 21 februari 1636 is verloren gegaan.

2 Frederik Hendrik.

3 Betreffende John Selden en zijn Mare Clausum zie no. 2359, p. 349 n. 11.

4 Hercule Girard, baron van Charnacé, Frans ordinarius-ambassadeur in Den Haag.

5 Voor Grotius' De jure belli ac pacis zie Ter Meulen-Diermanse, nos. 565 vv.