Briefwisseling van Hugo Grotius. Deel 6
(1967)–Hugo de Groot– Auteursrechtelijk beschermd2417. 1635 december 29. Van A. MatthisiusGa naar voetnoot1.Mijn Heere, Sedert dat mij de andtwoorde van Helmstadt geworden is, hebbe ick den 18enGa naar voetnoot2 ende 25en NovembrisGa naar voetnoot3 daervan aen uE. geschreven, dat mij tot den bewusten dienst voor uE. gerecommendeert wert eenen Brandanus Doetri HamburgensisGa naar voetnoot4 sijnde tegenwoordich D. CalixtiGa naar voetnoot5 domesticus. Verhaelde mede, indien uE. desen jongman behaegde, dat het deselve gelieven wilde literas vocationis op sijne persoon over te senden, alsoo die van Helmstadt niet gewent en sijn yemandt sonder dien de handen op te leggen. Ick hebbe dit summierlick wederhalen willen bij dese gelegenheyt, of welicht mijne voorgaenden niet wel bestelt en waeren, waertoe mij naedencken geeft, dat ick tot noch toe geene andtwoorde van uE. becomen hebbe. Den generael BanierGa naar voetnoot6 schrijft uyt Kyrits, sijnde een steedtien 4 mijlen van Havelberg, van den 7en deses, dat hij omtrent den middach aldaer met 4 of 5 regementen te paerdt gechargeert hebbe op 7 regimenten paerden van den churfürst van SaxenGa naar voetnoot7, deselve in de vlucht gebracht ende soo niet alle, immers de meeste geruïneert, alle de bagagie, vele standarten ende gevangenen becomen hebbe; dat hij mede entslooten sij dese victorie te vervolgen, waervan den tijdt de uytcomste leeren sall. De goede God verlosse de Christenheyt eenmaels van dese bloedige verwerringen ende behoude uE. met mevrouw uE. lieve huysvrouwe ende kinderen in sijne vaderlicke toeversicht tot lange, salige gesontheyt ende onse seer hertelicke groetenisse. Uwer E. seer dienstwillige
| |
Hamborgh, den 19en Decembris 1635. | |
Adres: Mijn Heere Mijn Heere Hugo de Groot, ordinaris Ambassadeur van de coninginne ende de croon Sweden aen den conink van Franckrijck tot Parijs. In dorso schreef Grotius: 29 Dec. 1635 Mathisius. Boven aan de brief: rec. 24 Ian. 1636. |