Briefwisseling van Hugo Grotius. Deel 6
(1967)–Hugo de Groot– Auteursrechtelijk beschermd2261. 1635 september 1. Van N. van ReigersberchGa naar voetnoot1.Mijn Heer, Het sal wel den sesten off sevenden deser wesen, eer ick overmits mijn affairen naer Den Hage sal connen reysen. Ende soo lange ick hier ben, heb ick geen tijdyngen van SchenckenschansGa naar voetnoot2 vernomen. De Staten vergaderen den vierden in Hollant, den achsten hier, principalijck om buyten de ordinaris lasten te consenteren in vier hondert duysent guldens tot het maecken van nieuwe forten, soo op de Betuwe als de Veluwe-canten, tot belet van de progressen, die men wt Schenckenscans soude connen doen. Den viant blijft noch op de Cleeffse sijde; soo lange daer is, laet het hem niet aensien, dat op het veroveren van het fort is te hopen. Negenthien van de Dunckerckse scepen, die naer de Noortzee waren gelopen ende daer tsestych buyssen geseyt werden te hebben gedestrueert, ses hondert mannen gevangen genomen, lagen gisteravont geen mijle van Westkappel, soodat sij onbeschadycht van de onsen hare reyse sullen hebben volbracht. Den admirael DorpGa naar voetnoot3 was met eenyge schepen door de Hooffden naer de Noortzee gelopen, ook wel vijffthien, sessthien scepen wt het Texel ende Mase, maer sullen te laet commen. De gevolchde ongelucken tsedert de alliantie met Vranckerijck geven de geestelijcken, die de conditiën van aenbegin niet hebben aengestaen, materie om te invectiveren ende de gemeente te onstellen. Veele politycken sijn becommert, hoe het oorloch, soo Vranckerijck niet vigoureuser en gaet, sal connen werden gecontinueert, ende wat middel gevonden sal worden om door een gemeene handelynge daer uyt te raecken. Het verdriet mij, dat ick soo weynych tijdyngen vandaer crijge. AytsmaGa naar voetnoot4 meent apparentie is, dat den hartoch van SaxenGa naar voetnoot5 ende heer rijxcancelierGa naar voetnoot6 den anderen sullen verstaen; itaque in nos cudetur fabaGa naar voetnoot7. De vrienden varen, Godt loff, al wel ende doen met mij haer gebiedenissen aen uEd., sijn huijsvrouw ende de sijne. Desen 1 Sept. 1635. | |
Adres (met andere hand): Monsieur Monsieur Grotius, Ambassadeur de la Royne et couronne de Suède à Paris. Port. In dorso schreef Grotius: 1 Sept. 1635 N. Reig. En onder aan de brief: rec. 14 Sept. |